"Recht door een bevroren zee"
In de winter over de Hardangervidda van Finse naar Botn

 

VOORWOORD
 

Het zal zo rond midden december geweest zijn dat Joost in de win­kel vroeg wie er eventueel geïnte­resseerd zou zijn om met hem mee te gaan naar Lap­land. In de winter, wel te verstaan.

Hij was er het jaar ervoor al ge­weest om solo een tocht te maken. Door extreme condities en de daarmee samen­han­gende pro­blemen heeft hij toen die tocht niet kunnen beëin­di­gen.

"Okay", zei ik, "dat lijkt me bij­zonder interes­sant. Maar van waar tot waar, hoeveel kilometer is de tocht en hoelang gaat het ongeveer duren ?"

"De bedoeling is om te starten in Karasjok en te eindigen in Kiru­na, de tocht zal ongeveer 350 ech­te kilometers bedragen en ik denk dat we onge­veer 4 weken no­dig zullen hebben om deze tocht tot een goed einde te brengen", was het antwoord.

"Hoe koud kan het daar eigenlijk worden ?",was een vraag die me nog even te binnen schoot. "Reken op gemiddeld zo'n -30°C
's nac­hts met uitschie­ters tot -40°C. "Oh", was op dat moment het enige wat mij te binnen schoot.

Ondanks de zware omstandigheden die met zo een tocht samenhan­gen bleef deze uitda­ging, want zo mag je zo'n onderne­ming best noemen, in onze hoofden hangen.

Joost en ik ken­nen elkaar van het werk en kun­nen binnen de muren van de buitensportwinkel, maar ook daarbuiten, prima met elkaar opschieten. Desondanks kun je er nooit zeker van zijn of dat ook het geval is als je op elkaar aangewezen bent tijdens zware fysieke en psy­chische inspan­ningen.

Vluchten uit een tent gaat niet en het zal niet de eerste keer zijn dat een tocht afgeblazen moet worden door on­derling gekibbel of erger. Vandaar dat we een aantal keren van tevoren met elkaar op tocht zijn geweest, te weten 2x in Schotland en 1x in Noorwegen.

Deze laatste tocht was bedoeld als trainingstocht voor Lap­land en daarvan hebben we het volgende ver­slag ge­schreven.

Daarnaast hebben wij getracht een checklist samen te stellen van artikelen waarvan wij vinden dat die noodzakelijk en/of praktisch zijn tijdens winter­toc­hten waarbij je geheel op jezelf bent aangewezen.

Naast deze check­list hebben wij van een aantal items uitleg gegeven waarom wij voor deze producten hebben gekozen, wat overigens niet inhoudt dat er buiten onze keuzes geen alterna­tieven zouden bestaan.


Hopend dat u van dit verslag  zult genieten,

Joost & René 


De groene lijn is de door ons gevolgde route

Na enig tijd gezocht te hebben vinden we het treinstation van Padborg, een plaatsje in Denemarken net over de Duitse grens. 
A­ange­zien we beide een ScanRailpas hebben gekocht willen we zo snel moge­lijk van deze pas gebruik maken.

Als van de trein die ons naar Kopenhagen zal brengen de deuren open gaan, stappen we in en zetten we de beide pul­ka's, tent, en duffels in de bagageruimte neer. Deze trein is de eerste van een reeks die ons uit­ein­delijk zal brengen naar het begin van deze meerdaagse tocht: Finse.

Finse is het hoogst gelegen trein­sta­tion van Noorwe­gen (1222 meter) en bevindt zich aan de spoor­lijn Os­lo-Bergen ten noorden van de Hardan­ger­vidda.


Dag 1: Finse - Zuidzijde Finsevatn ter hoogte van .1393

Een half uur nadat we in Oslo zijn overgestapt in de trein richting Bergen wordt het langzaam serieus wit. Het Noorse landschap glijdt aan ons voorbij en elk kwartier die we langer in de trein zitten doet de hoeveelheid sneeuw toene­men.

Uit­eindelijk staan we rond het middaguur in de stations­hal van Finse met al onze spullen. Willen we nog van enig daglicht kunnen profi­teren dan is het zaak om zo snel mo­gelijk klaar te zijn voor ver­trek.

Nadat we ons van verschillende kledinglagen hebben voorzien, de rest van de spullen in de pulka's hebben gepakt en de stijg­vel­len zijn bevestigd is het tijd om te ver­trekken. Het is bijna 14.00 uur.

Nu was het zo dat er op het moment van aankomst in Finse het al ste­vig waaide en de sneeuw met behoorlijke hoeveelheden uit de hemel kwam. Zowel sneeuw als wind blijken flink te zijn toegeno­men op het moment dat we de stati­ons­deur open­en.

De wind is aange­wakkerd tot een zuidwesterstorm en het zicht is minder dan tien meter. Ondanks deze sle­chte omstandighe­den besluiten we toch om onze ski's onder te doen en te ver­trek­ken.

Een Noorse dame bij het loket zegt dat de weersvooruitzichten erg slecht zijn en dat we er verstandig aan doen om niet te vertrekken. We zeggen tegen haar, overigens zonder arrogant te willen klinken, dat we over goed materiaal beschikken en dat we het met de beschikbare navigatiemidde­len wel redden.

Echter, voordat het eer­ste uur voorbij is worden we met de neus op de feiten gedrukt. Onderweg te zijn tijdens deze omstandigheden is een niet te onderschatten aangele­gen­heid. Er heerst een serieuze white-out en deze zorgt er voor dat we geen onderscheid meer kunnen maken tussen lucht en aarde. Dit betekent dus dat we hoogtever­schillen in het terrein niet meer kunnen inschatten. Dit wreekt zich en zonder absoluut iets gezien te hebben val ik op een gegeven moment zo'n vier meter de diepte in met de pulka achter me aan. Deze komt gelukkig niet boven­op, maar opzij van mij terecht. Ik lig met mijn hoofd vast in de sneeuw maar mankeer gelukkig niets.

Na met de schrik te zijn vrij gekomen is het in ieder ge­val zaak om ui­terst voor­zichtig verder te gaan. Ook in het verdere verloop van deze tocht zullen we met deze problematiek te maken krij­gen.


Zwaar weer

Moeizaam gaat het verder en ik heb sterk het gevoel dat we geen rechte lijn aan het volgen zijn, maar zie door de heer­sende omstandigheden ook niet direct mogelijkheden dat te veranderen.

Het weer verslechterd verder en de wereld om mij heen beperkt zich nog maar tot Joost die voor mij loopt. Rond 17.00 uur vin­den we beide dat het nog weinig zin heeft om verder te gaan. Door de zware windstoten is het moeilijk om het tentdoek te controleren en de wind maakt daarbij zo'n lawaai dat we ons slechts verstaanbaar kunnen maken door in elkaars oor te schreeuwen.

Door de enorm zware windstoten breekt tijdens het opzetten één van de tent­stokken. Het is één van de twee stok­ken die rondom de geodetische tent loopt. Het lijkt er in eerste instantie dan ook op dat we tent niet overeind krijgen door de druk die de wind uitoe­fent op het doek. Als na enig gemier en gemartel de tent uiteindelijk dan toch staat, gaan zo snel mogelijk de mat­jes, sla­apzakken, kle­ding, ver­lich­ting, voedsel en kookkist naar binnen. Nadat we de pulka's als extra wind­breker hebben opge­steld, zijn we blij dat we uit de kou zijn. We kunnen rustig spreken van een vuurdoop wat deze tocht betreft. Nu we de storm buiten hebben gelaten valt het ons op dat er in de tent bijna een serene rust heerst. Dit ondanks het feit dat de tent met één stok minder staat.


De kookkist

De wind beukt op de plek waar de kapotte stok zit en tijdens het koken zitten we dan ook beide met de rug tegen het tent­doek aan om de druk erop wat te verminderen.

Onze eerste gevriesdroogde maaltijden van deze tocht smaken ons desondanks prima. Aangezien het onze eerste dag is zijn we beide be­nieuwd naar de afgelegde afstand. Voordat we echter gaan kijken hoeveel we af­gelegd hebben vraagt Joost of ik de spul­len die bij de pulka lagen mee naar binnen heb genomen.

Ik weet van niets en dus liggen ze nog buiten. Bij het stellen van deze vraag zijn we dan al twee en een half uur binnen, is het donker en sneeuwt het zo hard dat het geen zin heeft om nog naar de spullen te gaan zoeken.

Door de omstandigheden waaronder we onze tent moesten opzetten maakte ik de grootste fout die je bij het winterkam­pe­ren kunt begaan: spullen eventjes opzij in de sneeuw leggen. Ondanks het slechte weer moet je er altijd voor zorgen dat spullen hoe dan ook ergens ingepakt zitten. Zo niet, dan is de kans groot dat je de spullen voorgoed kwijt bent. In een white-out valt er namelijk in zeer korte tijd zoveel sneeuw en/of wordt de sneeuw tot zulke hoogten opgebla­zen dat de spullen niet meer te vinden zijn. Hopelijk kunnen we morgen de plek traceren waar de spullen moeten liggen.

Door middel van GPS peiling bli­jkt dat we in drie uur niet meer dan twee kilometer hemels­breed hebben af­gelegd. Erg teleurstellend.

Met nog zo'n 155 echte kilometers voor de boeg en voor ons gevoel een strak schema, kijken we mekaar aan en denken we beide het zelf­de...........


Dag 2: Zuidzijde Finsevatn - Store Hansbunut    

Na een onrustige nacht zijn de omstandigheden de volgende ochtend niet veel beter. Nog steeds een stormachtige wind met weinig zicht en met de ervaring van een dag eer­der nog in het achterhoofd be­sluiten we om eerst wat rusti­ger weer af te wachten. De raad die de Noorse dame ons gisteren gaf was zo slecht nog niet...

Rond 12.00 uur gaat de wind wat liggen en is voor ons het moment daar om op te breken en te proberen nog wat kilometers te maken.

Voordat we vertrekken moeten we eerst nog op zoek naar de spullen die vannacht buiten zijn blijven liggen. Er is een aanzienlijk hoeveelheid sneeuw bijgekomen en aan de zijde van de tent waar de spullen liggen is de sneeuw tot meer dan een meter hoog opge­waaid. Eigenlijk is het zoeken naar een speld in een hooiberg. We proberen zo goed en kwaad als het kan de locatie van de spullen te bepalen maar zowel de pulka als de tent waren nadat de spullen naast de slee waren gelegd, verplaatst.

Dan maar graven op goed geluk. Na een half uur hebben we nog steeds niets gevonden en ik zeg tegen Joost dat ik het nog één keer probeer en dan is het over. Bij de eerste de beste schep sneeuw die ik verwijder zie ik een stuk band uit de sneeuw steken en na enig verder graven vinden we gelukkig ook de rest van de spullen, waaron­der de hoofdlamp van Joost. Een essen­tieel item om in geval van nood ook in het donker te kunnen lopen.

Blij met de hervonden uitrustingsstukken pakken we ook de overige spullen en vullen hiermee de pulka's. De tent wordt vervolgens uitgegraven en als ook deze is ingepakt gaan we op weg.

Ook nu gaat het allesbehalve ge­makkelijk. Het zicht is slecht en er zijn venijnige hoogteverschillen die overwonnen moeten worden. 

Dit gaat uiteraard ten koste van onze snelheid, mede omdat we ons genood­zaakt zien om om de zoveel tijd een GPS- en een kompaspei­ling te doen om de juiste route aan te kunnen hou­den.

Ook deze dag slu­iten we magertjes af met slechts 5 kilome­ter in 3,5 uur. We bevinden ons op dat moment pal oost aan de voet van de Har­danger­jö­ku­len. Uit­gaande van ongeveer 15 kilo­meter per dag betekend dit dat we al 23 kilo­me­ter achter liggen op het schema.

Langzaam gaan we al denken aan alternatieven,... en dat na twee dagen.

Ik krijg het avondeten met moeite naar binnen. Blijkbaar heb ik problemen met het hoge vetgehalte in het voedsel. Uiteinde­lijk lukt het wel om het naar binnen te krijgen omdat je weet dat als je te weinig eet de volgende dag daarvoor onherroepe­lijk gestraft zult worden.

De gebroken stok gaat mee de tent in om gerepareerd te worden. Normaal heb je een reserve stokdeel bij je maar deze hebben we de avond voordat we uit Nederland vertrokken na kritisch beraad thuis gelaten.....dom.  Dit omdat mijn pulka aan de kleine kant was en er dus in de uitrusting gesnoeid moest worden.

Wel hebben we reservebusjes bij ons om over de breuk heen te sch­uiven.

Probleem is alleen dat de stok dusdanig verbogen is dat het buisje er niet zomaar overheen past. De tool van Joost bevat echter een zaag waarmee ik een deel van het busje af kan zagen en als dit na een half uur lukt schuiven we de beide stokdelen aan beide zijden in het buisje. Vervolgens plakken we de einden van het buisje af met duct-tape en de stok is weer gereed voor gebruik. Waarom de stok gebroken is tijdens het opzetten is niet helemaal duidelijk. Hoe dan ook, ondanks al het slechte weer later op de tocht heeft de stok ons niet meer in de steek gelaten.

Finnsbergvatnet


Dag 3: Store Hansbunut - Krækjja

Eindelijk helder weer. Het landschap toont zich als een witte woestijn zo ver als het oog reikt. Met ijs en sneeuw gepant­serde bergen vormen de begrenzing van dit koude, maar fantas­tische landschap. Kleine ijskristallen worden voortgeblazen over de vlakte voor ons en geven snelheid aan de omgeving. Deze "spindrift" laat vers getrokken sporen in enkele minuten weer verdwijnen.

De hemel is fel blauw met slechts hier en daar een wolkje en om ons heen wordt de sneeuw als stofvlokken op een fleece-afde­ling van de toppen geblazen door de harde wind. Een bui­tentem­pera­tuur van rond de -14°C en een ge­schatte windsnelheid van 40 ki­lometer per uur geeft een gevoelstempe­ratuur van tegen de -30°C. Gelukkig hebben we de wind in de rug.

De route over de Hardangervidda hadden we in Ne­derland bepaald door eenvou­digweg een rechte lijn te trekken van Finse naar Kræk­kja en van Kræk­kja naar Botn. Vervolgens was het de bedoeling om langs de getrok­ken streep de weg te volgen van de minste weerstand, dus door ge­bruik te maken van de meest vla­kke gedeelten: meren, rivieren en vennen.

De opzet van van­daag is om via de meren Midnut­vatnet, Finnsb­ergvatnet en de Dragöfjorden de hutten van Krækkja te be­reiken.

Aanvankelijk gaat het prima en gli­jden de kilome­ters onder onze ski's door, al­hoewel we beiden ook zo nu en dan onderuit gaan op de wat steilere afdalingen. Helaas blijkt dat mijn pulka aan de kleine kant is en daardoor moet ik hem vrij hoog opla­den. Het gevolg is dat de slee insta­biel wordt. Vooral op wat steilere flanken die we traver­seren ligt hij regelma­tig op zijn kant. 

Dan stuiten we op onze eerste grote bar­rière: de o­ver­gang tussen beide laatstge­noemde meren. De steilheid van de flank bedraagt tussen de 30 en 35 graden, is zo'n 200 meter lang en onregelmatig en hard bevroren. De eerste meters lukken nog wel met de visgraat techniek, maar dan is er al gauw geen beweging meer in te krijgen. Ik kom niet verder naar boven en zodra ik de spanning op de pulka loslaat glijdt deze met een behoorlijke gang in richting dal. Dan maar de ski's af en met de pickel in de hand als onder­steuning proberen de pulka de steile flank op te krijgen. Voordat de pickel echter binnen handbereik is, moet ik eerst zien dat ik de slee dwars op de helling zet zodat deze blijft waar die nu is.

Dit lukt en als de ski's op de pulka zijn vastgesjord en de trekstang weer aan mijn gordel is beves­tigd, ga ik voor een tweede poging.

Na een niet al te lange, maar wel zware krachtsinspanning kom ik buiten adem boven en zit er even flink door­heen. Joost is halver­wege op de flank blijven hangen en komt niet meer voor­uit. Begrij­pelijk, want zijn pul­ka is zwaar­der dan de mijne.

Als ik weer enigszins op adem ben ga ik terug en met z'n tweeën krijgen we de pulka bovenop de over­gang naar het vol­gende meer.

Spindrift

Veel tijd om bij te komen is er niet want bovenop heeft de wind vrij spel en dat maakt het bitter koud.

Vanaf dit punt moeten we eerst een stukje dalen en even later staan we op het Dra­göfjorden. Ondanks dat het vlak is worden het toch nog zware kilome­ters door kleine sastru­gi. Dit zijn kleine sneeuwbarrières van zo'n 15 a 25 centime­ter hoog. Telkens opnieuw moet je de pulka er weer over­heen en door­heen trek­ken en zorgt ervoor dat er van ritme geen sprake kan zijn. Tijdens deze zwa­re kilometers gaan de gedach­ten uit naar twee din­gen: ik tel de stappen teneinde mijn ritme vast te kunnen houden en ik dagdroom over waarom ik niet lekker thuis bij mijn vrouw ben aange­zien ik ze erg mis, wat ik ove­rigens tijdens elke tocht doe.

De vraag die je er dan aan vast kunt koppelen is: waarom ga je dan telkens weer weg... ? "Tja, waarom... ?" is een goede vraag waar ik niet direct een antwoord op heb. Het is ook niet echt uit te leg­gen, volgens mij.

Ik moet er bij vertellen dat ik tijdens deze tocht regelmatig heb gedacht om de volgende tocht naar Lapland maar te laten voor wat die is. Langer wat kilometers betreft, langer wat tijd betreft, kouder en sneeuw die "moeilij­ker" is. Je moet toch idioot zijn om aan zo'n tocht te willen beginnen.

Maar na enkele dagen is dat over en wordt er alweer serieus gepraat over de volgende tocht, zoals zo vaak.

Dragöfjorden

Na een zes-tal vermoeiende kilometers bereiken we rond half vijf het eind van Dragöfjorden en moeten we alleen nog een stukje afdalen over een schoon geblazen ijshel­ling. Overmoedig ga ik naar beneden en vier seconden later is de pulka al verder dan ik. Hij glijdt dwars de helling af en trekt me omver. Voor ik het weet, lig ik horizontaal beneden en als ik probeer overeind te komen, voel ik pas hoe moe ik ben. Als ik weer rechtop sta, zie ik in de verte de hutten van Krækkja lig­gen en besef ik dat we vandaag meer dan de nood­zakelijke 15 ki­lometers hebben afgelegd. Daardoor worden, ondanks de ver­moeid­heid, de ne­gatieve gedachten van de vorige dag snel verwis­seld voor positievere. Het avond­eten, champig­non-crème soep met pemmi­can en groente­mix met daarbij ieders een halve HEMA rookworst wordt dan ook in goede stem­ming genut­tigd.


Dag 4: Krækkja - Skaupsjönuten

We zijn tegen 05.00 uur wakker geworden en als we een blik naar buiten werpen zien we een nog donkere lucht met paarsro­de stre­pen die de komst van de zon aankondigen. Aan de hori­zon steekt het silhouet van Hallingskar­vet scherp af. De sneeuw wordt met een hoog tempo voort geblazen over de ijs­vlak­te voor ons. Het is intens koud maar het landschap is van een onbe­schrijfe­lijke schoon­heid. Enerzijds een enorm eenzame omgeving dat iets permanents in zich herbergt, iets wat altijd zal blij­ven en waar de mens geen invloed op heeft. Anderzijds geeft het een gevoel van persoonlijke inner­lij­ke rijk­dom. Gewoon­weg het feit dat we hier mogen zijn, op dit moment, om dit te mogen aanschouwen.

We gaan over tot de orde van de dag en nadat het olielampje is ontstoken gaat ook de bran­der aan om de benodig­de 4,5 liter water uit sneeuw te­voorschijn te halen. We hebben nodig: 0,5 liter voor de muesli, 2,0 liter voor de chocolade­melk en 2,0 liter voor de energie­drank.

Sluimerend in onze slaapzakken komen we alleen even overeind om verse brokken sneeuw in de pan te laten glijden. Langzaam wordt de temperatuur in de tent aangenaam. Tijdens het ontbijt nemen we de beslissing om enkele spullen te herverdelen. Joost's pulka is namelijk zwaarder dan de mijne en daarom beslui­ten we om de jerrycan met benzine en één van de trimbags met voedsel in mijn slee te doen. Mijn donsjack verhuist naar zijn slee. Met een lager zwaartepunt hopen we dat mijn pulka wat stabie­ler wordt.

We ver­trek­ken om half acht. Het eerste ge­deelte is erg zwaar: We moeten de Olavs­buheii aan de oost­zijde passe­ren via een hooggelegen overgang. ­Daarvoor moe­ten we eerst een steile, opgevro­ren flank al zigzag­gend op zien te komen tot aan een met rotsblokken bezaaide helling.

De rotsen liggen zo dicht bij el­kaar en de hel­ling is dusdanig steil dat deze alleen te nemen is door de ski's af te doen en de pulka's één voor één met zijn tweeën om­hoog te slepen tot de helling weer vlak wordt. Al met al een lastige onderne­ming. De pulka's moeten een aantal keren via smalle richels verder getrokken worden en we lopen daarbij het risico dat de pul­ka's, als die van de richel afglijdt, tiental­len meters naar beneden schieten. Het vergt dan ook de nodige kracht en concen­tratie voordat de beide pulka's in veili­ge haven zijn. Als we het hoogste punt hebben bereikt, worden we voor de inspan­ning be­loond want het uitzicht hierbo­ven is schitte­rend.

Ver beneden ons zien we de hutten van Kræk­kja en daarachter in de ver­te Hal­lingskarvet dat als een muur op­rijst uit het dal ervoor. Een fan­tastische ijzige wereld.

Vanaf hier gaat het bergafwaarts door diepe, maagdelijke sneeuw en na een lange, ontspannen afdaling komen we uiteinde­lijk uit in de buurt van Haine, een hutje gelegen aan de weg Geilo-Eidfjord. Tijdens deze afdaling is het voor het eerst dat de stijgvel­len spontaan van mijn ski's loslaten. Na ze een beetje sneeuwvrij gemaakt te hebben en ze met spuit­lijm te hebben behan­deld, houden ze geluk­kig weer. We steken de weg over en houden even een welverdiende pauze.

Pauze na de afdaling richting Haine

Ver­vol­gens gaan we verder zuid­waarts over relatief gemakke­lijk terrein tot aan het meest noordelij­ke punt van Stausjöen. Zo'n drie uur lang volgen we dit meer in zuid­ooste­lijke rich­ting. Bij het meest zuidelijke puntje slaan we af en trekken richting Skaupsjönuten. Moe be­sluiten we tegen vijven om de tent op te zetten.


Dag 5: Skaup­sjoen - Vombes Flatane

'S nachts worden we gelijktijdig wakker om de­zelfde reden: dorst. Aangezien we geen drinken meer hebben zijn we genood­zaakt om een paar liter water te maken. Waar­schijnlijk komt deze "dorstaanval" doordat we de vorige dag te weinig hebben gedronken.

Een paar uur later kij­ken we bij het openen van de tent in een grauwe sluier. Het zicht be­draagt niet meer dan een meter of twintig en nodigt niet echt uit om de spieren te strekken en op pad te gaan.­ Maar aangezien we een strak schema vol­gen en dus weinig keus hebben, verzamelen we na het ontbijt opnieuw onze spul­len en laden het geheel in de pulka's.

Na een goed half uur onderweg te zijn neemt de mist/laag­han­gende bewolking verder toe en trekt de wind goed aan. Ook begint het weer te sneeuwen. De helling wordt steiler en we moeten oppas­sen niet de Skaupjö­nuten zelf op te gaan maar dat we deze berg aan de oostzijde passeren.

Sandhaug

De vertwijfeling slaat toe: Zitten we nog wel goed? Het zicht bedraagt een meter of tien zodat we be­sluiten om een GPS pei­ling te nemen. Met een exacte plaatsbepaling zetten we vervol­gens een nieuwe kompaskoers uit. Even later gaat het naar beneden en dat betekent dat we in de goede richting gaan. Na een goed uur dalen staan we op een langgerekt meer. Inmid­dels is het zicht verder afgenomen en daardoor zijn we ge­nood­zaakt zijn om iedere 100 à 150 sta­ppen het kompas te raadple­gen. Telkens blijkt dan weer dat het moeilijk is om een rechte lijn te volgen.

Daarbij komt dat onze skibrillen beslaan en vervolgens bevrie­zen. Om dit tegen te gaan moeten we eigenlijk het gezichtsmas­ker van de bivakmuts verwijderen. De straffe wind en de daar­mee samenhangende koude maakt dat dit absoluut niet pretti­g is. Het enige wat we kunnen doen is regelma­tig een stukje ijs aan de binnenkant van de bril weg­schrapen zodat we in ieder geval het kompas kunnen aflezen.

Zo ploeteren we verder totdat het meer overgaat in een grote vlakte. 'S zomers een verzameling meer­tjes, vennen en moeras, 's winters de ideale ondergrond voor het trekken van een pulka. Als het na een paar uur stopt met sneeuwen en de wind de lucht schoon begint te vegen, ontrold zich een prach­tig pano­rama: ijs en sneeuw zover het oog reikt. Even wanen we ons op Antarctica. Snel maken we wat foto's omdat het met deze windsnelheden te gevaarlijk is om lang zonder hand­schoenen bezig te zijn; binnen een minuut beginnen onze vingers al akelig gevoelloos te worden.

Sandhaug

De algemene richting die we aanhou­den is "punt 1267" op de kaart, een pukkel in het land­schap die we uitein­delijk rechts voor­bij­gaan. Daarna stellen we het kompas iets bij en wordt Sand­haug ons volgende doel.

De kilometers glijden op deze vla­kte lekker snel onder de ski's door. Tegen een uur of vijf zien we in de verte enkele alleenstaande rots­blokken op­doemen. Daarachter, aan de hori­zon, liggen de heu­vels die ons van Sandhaug scheiden. Ik heb het wel gehad vandaag en het lijkt me dan ook een prima idee om in de luwte van de rotsblokken kamp op te slaan. Joost wil echter door­gaan en optimaal profi­teren van het zicht en de prima onder­grond. Ik ben het daar absoluut niet mee eens en al kibbelend ontstaat er een wat gespannen sfeertje. Voordat dit echter kan ontaar­den in een echte ruzie, laten mijn stijg­vellen weer los. Hiermee lost het pro­bleem zichzelf op; in ieder geval hebben we geen van beiden zin om in deze weersom­stan­digheden met stijg­vellen te gaan klooien. Het wordt dus kamp maken. Er is sprake van een status quo en in stilte zetten we de tent op.

Eenmaal binnen zorgen een loeiend brandertje en een warme maaltijd ervoor dat het ijzige sfeertje wat ontdooit. 'T is goed om weer binnen te zitten en ook Joost kan dit alleen maar beamen.

Tijdens het koken proberen we zo goed en kwaad als het kan de stijgvellen boven de brander te drogen. Zonder dat lukt het namelijk niet ze opnieuw van lijm te voorzien. Daarna gaan ze mee de slaapzak in: Hoe warmer de lijm, hoe plakkeriger deze blijft. Helaas krijgen we ze niet helemaal droog en het is dan ook maar afwachten hoe ze zich morgen zullen hou­den.


Dag 6: Vombes Flatane- Hansbu

Van­daag belooft een prachti­ge dag te worden. Bij het openen van de tent zien we het zonnetje een blauwe lucht inklimmen. Binnen een paar dagen is er een spontane taakverdeling ont­staan: Joost ruimt de tent van binnen op en ik ben als eerste buiten om de tent uit te graven en de pulka's 'voor te rij­den'. Vanaf het kamp tussen de rots­blok­ken gaan we verder over het uitge­strek­te plateau in de richting van de bergen in het westen. Vooralsnog lijkt de lijm op mijn stijgvellen zijn werk te doen.

"het belooft een prachtige dag te worden..."

Na korte tijd doe­men in de verte de eerste bergen op die we vandaag moeten doorkruisen. Het weer houdt zich tot nu toe prima en na een korte fotopauze verla­ten we uitein­delijk de vlakte en gaat het tussen de bergen ge­staag omhoog.

Helaas zien we even later vanuit het westen de eerste laag­hangende wolken ons alweer tegemoet komen en in korte tijd is de wereld om ons heen niet groter dan die van een gemiddelde huis­kamer. Het GPS en kompas komen praktisch vanzelf weer tevoor­schijn. Een nadeel van het lopen op een kompaspeiling is dat je een rechte lijn aanhoudt en daardoor vaak kleinere en grotere onef­fen­heden niet uit de weg gaat maar ze juist overschrijdt. Niet alleen kost dat extra kracht maar is er ook het risico dat sneeuw­op­ho­pingen tussen deze oneffenhe­den, variërend van één tot soms meer dan tien meter, niet opge­merkt worden en je daardoor het gevaar loopt dat je naar beneden gli­jdt of, erger, valt.

Behoedzaam gaan we dan ook voor­uit, elke meter tastend met onze skistok­ken naar een eventuele bodem die er niet is, om eerdere gedane ervaringen niet nog eens te laten gebeuren. Uiteindelijk bereiken we zonder ongelukken het hoogste punt en op dat moment breekt de bewolking. Adembenemend is het land­schap dat zich voor ons openbaart. In de diepte zien we de bevroren meren Nor­manslågen en Normans­lak­jen liggen.

Waar deze sneeuw- en ijsvlakten ophouden gaat het over in een grijze massa gebroken wolken waar de zon zijn best doet om doorheen te komen. Het is prachtig spel van licht en donker waar je ogen geen vat op lijken te krijgen. Het is niet aangenaam om lang stil te staan en terwijl ik een foto probeert te maken  gaat Joost door. Als de foto genomen is kijk ik op en zie het spoor dat Joost trekt door de onberoerde sneeuw.

Zijn aanwe­zig­heid daar in de verte geeft mij een bepaald gevoel van saamhorigheid. Het spoor vormt een verbindingslijn tussen hem en mij en staat symbool voor het kunnen bouwen op je tochtge­noot. Ik geloof dan ook niet dat je een tocht als deze, of wel­ke zware tocht dan ook, kunt uitvoeren en volhouden alleen op basis van dezelfde interesse voor die tocht. Vertrouwen in elkaar moet er zijn. Je weet gewoon dat als je in de proble­men komt je door je "maat" wordt geholpen, mentaal of fysiek.

Na deze spirituele overweging wacht ons een lan­ge afdaling tot aan de enorme vlakte die zich uitstrekt tot voorbij Sandhaug.

De vlakte bestaat uit ijs met een dun laagje sneeuw en is de beste onder­grond die je voor het trekken van een pulka kunt beden­ken. De enige geluiden die we horen zijn de wind en het krassen van de pulka en ski's over het ijs. We maken goede progressie en het ziet er naar uit dat dit de beste dag tot nu toe wordt. Ech­ter, halverwege het plateau neemt de wind die ons de hele dag al begeleidt verder toe en de lucht vult zich met sneeuw.

Op weg naar Hansbu

Ondanks dat kunnen we zonder oriëntatiemiddelen verder. Het vreemde feit doet zich namelijk voor dat we de zon kunnen zien door de horizon­taal waaiende sneeuw heen. We hebben hier­mee een uitstekend referentiepunt.

We zorgen ervoor dat de zon zo'n beetje schuin links voor ons blijft en houden dit zo'n 3 uur vol tot aan het eind van het plateau. Daar waar we tussen de Laka­dalsbergi en de Holbergnu­tane door moeten neemt de sneeuwval en de bewol­king toe en vallen we terug in onze routine van GPS en kompas. De sneeuw op de bodem wordt dikker en soms krijgen we met moeite de ski's boven de sneeuw uit. Dit kost erg veel kracht en het is dan ook zaak dat de ener­gievoorraad op peil wordt gehouden.

Wij hebben dit gedaan door enerzijds zo'n 200 of 250 gram trailmix, be­staande uit cashew­noten, stukjes ge­droogde papaya en ananas, bananenchips en M en M's en ander­zijds vruchtenrepen tot ons te nemen. Samen met energie­drank en warme chocolademelk is dit overdag goed voor zo'n 1500 tot 2000 kcal. Het dal waar we ons in bevinden is tamelijk smal en aan beide zijden kunnen we rotswanden zien.

Tergend langzaam kruipen de wanden aan ons voorbij en ik begin weer mijn stappen te tellen. Meerdere malen haal ik de duizend totdat ik in de verte voor de eerste keer in zes dagen een levend wezen zien. Ik kan niet precies zien wat voor een dier het is, daarvoor is de afstand te groot, maar waarschijn­lijk een vos. Op zo'n moment vraag je je af hoe deze dieren er in slagen om onder deze omstandigheden te kunnen overleven. Uiteindelijk laten we de bergen achter ons en volgens het GPS bevinden we ons vlak voor de afdaling naar Hansbu.

Aangezien het vervolg van onze tocht meer naar het zuidoosten ligt beslui­ten we niet via de hutten van Hansbu te gaan maar een rechte lijn te volgen in richting van de doorgang die we de volgende dag gaan overschrij­den. Dit lijkt ons verant­woord omdat het zicht beter is geworden.

Aanvankelijk gaat het dan ook prima, behalve dan dat door veel te traverse­ren mijn pulka regelmatig op zijn kant ligt. Even later neemt het zicht toch weer af en aangezien het behoorlijk steil naar beneden gaat is het oppassen geblazen.

Plots verdwijnt Joost vlak voor mij en ik schrik behoor­lijk. Langzaam naar voren skiënd zie ik dat hij zo'n zes meter dieper recht op zijn benen staat en gelukkig niets mankeert. De helling was van dien aard dat hij met zijn kont op de achter­kant van zijn ski's terecht kwam en al glij­dend tot stilstand wist te komen.

Na een grote boog te hebben gemaakt kom ik bij Joost terecht en vervolgen wij onze weg. Joost gaat verder voorop en even later lijkt het opnieuw steil naar beneden te gaan. We beraad­slagen of we de helling nemen of gaan traverse­ren. De helling is erg moeilijk in te schatten maar ook de traverse ziet er niet aanlokkelijk uit. Een geneigde, schoon geblazen ijshel­ling waarop de pulka, als je eenmaal aan het traverseren bent, van je wegschuift en je daardoor uit balans trekt.

We besluiten de gevoelsmatig minst slechte van de twee opties te nemen en vervolgen onze weg schuin naar beneden. Na een vijftig-tal meters ligt mijn pulka weer eens op zijn kant en doordat de trekstang zich gekruist heeft kost het mij veel moeite om hem los te koppelen van mijn heupgor­del. Ik ben in de veronder­stelling dat de pulka stabiel ligt maar zodra die los is van mijn gordel begint de pulka te bewegen en voordat ik het in de gaten heb glijdt hij de diepte in. Er is geen moge­lijkheid om hem te achter­halen dus kunnen we alleen maar gespannen toekijken waar hij terecht komt.

Na een perfecte zigzag blijft de pulka zo'n 100 meter verder in een sneeuwde­pressie liggen. Blij dat het zo is afge­lopen glijd ik naar de pulka toe en zie ik boven me de hel­ling waarvan we hadden besloten die niet te nemen. Geluk­kig maar voor ons, want hij blijkt een dikke twintig meter hoog te zijn en bijna lood­recht. Niet in te denken wat er had kunnen gebeu­ren als we over deze rand waren gegaan.  

Het bleef mij gedurende de gehele tocht verbazen dat wij niet in staat waren om tijdens slecht weer hoogtever­schillen en depressies in het landschap te kunnen inschat­ten.

Het terrein wordt nu wat vlakker en na een klein uur vinden we het beide genoeg voor vandaag en maken we kamp op het ijs van Kvenno. Na zes dagen gaat dit steeds sneller en een kwartier later liggen we beide in onze slaapzak­ken. Nu begint het meest tijdrovende gedeelte van de avond: het omzetten van sneeuw in water om de benodigde 4,5 liter te krijgen voor de soep, maal­tijd, chocol­ademelk en thee.

Het wordt hierdoor wel aangenaam warm in de tent en soms doezelen we beide weg bij het gesnor van de MSR-XGK brander. Na gegeten te hebben duurt het dan ook niet lang of we slapen allebei.


Dag 7: Hansbu - de voet van Eltarnuten  

Voor het eerst deze tocht worden we gewekt door de zon. Niet belemmerd door de bergen voelen we de warmte al door het tent­doek.

Opstaan met een zonnetje.......maar niet voor lang

Twee uur later staan we dan ook op onze ski's en kunnen de overhandschoenen uitblijven want de temperatuur bedraagt slechts -5°C en er is praktisch geen wind. Het gaat direct steil omhoog en het zweet loopt al snel in straa­ltjes van onze ruggen. Even later zien we voor ons in de sneeuw sporen maar helaas niet de dieren zelf.

Al zwetend gaan we voort tot het hoogste punt en eenmaal daar aangekomen hebben we een prachtig uitzicht. In het zuidwesten zien we de hogere bergen van de Hardangervidda liggen met vanaf hun toppen naar het oosten overhan­gende sneeuwmas­sa's terwijl ten zuiden van ons de uitlopers van het Setesdal al zichtbaar zijn. Na een korte fotopauze dalen we af in de richting van het Nedre Björnavatnet. Aangekomen op het meer zien we in de verte vanuit het westen op­nieuw donkere wolken op ons afkomen. De eerstvol­gende 48 uur zouden er zich geen moge­lijk­heden meer voor­doen om een fatsoenlijke foto te nemen.

Binnen een half uur zitten we in de laaghan­gende bewolking met niet meer dan een meter of vijftien zicht. Dus, GPS en kompas.

Op de een of andere manier maak je meer progressie met slecht zicht dan met goed zicht. Er is namelijk niet veel meer te doen dan de slee in de juiste richting voort te slepen, al­thans als het terrein voor je vlak is.

Soms vallen er gaten in de bewolking en zien we half onder gesneeuwde zomerhuisjes aan de randen van het meer liggen. Je ziet ze opzij van je, je trekt je pulka een half uur voort, kijkt weer eens opzij en ogen­schijnlijk ben je absoluut niets opgeschoten. Op zulke momenten gaat het tergend langzaam. De bewolking sluit zich echter weer en puur op routine ploegen we voort. Vele malen moeten we het kompas ter hand nemen om onze looprichting te herzien. Grappig om te zien is dat we beide soms al na enkele passen 10 of 15 graden afwijken van de geplande richting. Als we het meest zuide­lijke puntje van het Nedre Björ­nav­atnet bereikt hebben is het de bedoe­ling van het meer af te gaan en de doorsteek te maken naar het Nedre Helle­vat­net om vanaf daar westwaarts te gaan in richting van de hutten van Helle­vasbu.

Voor ons ligt een voor pulkabegrippen enorme steile flank en we raadplegen dan ook de kaart om te kijken of er alternatie­ven zijn.

De kaart laat zien dat we van alle zijden ingesloten zitten door bergen waar geen eenvoudige weg overheen is. De flank be­staat uit hard opge­vro­ren sneeuw en is eenvoudigweg niet te doen in een zig-zag beweging omdat dan de pulka's direct op hun kant zullen lig­gen. Fron­taal nemen is de enige oplossing.

De ski's gaan op de pulka en de pickel komt tevoor­schijn. De korst van de opgevroren sneeuw is gelukkig bros genoeg om er in te kunnen schoppen zodat we geen stijgijzers nodig hebben.

Het is idioot zwaar en waarschijnlijk door mijn "ruimere" alpine ervaring maar zeker ook door de wat lich­tere slee kom ik snel­ler vooruit dan Joost. Elke spier in mijn lichaam staat vol gespannen en een kleine verslapping doet de slee dan ook direct weer naar beneden glijden . Onder mij, maar ook in mij, is het gescheld niet van de lucht en als ik uitein­de­lijk op een wat vlakker gedeelte ben aangekomen heb ik een aantal minuten nodig om bij te komen. Als ik even later naar beneden kijk zie ik ­Joost muurvast zitten en is hij niet meer in staat om zijn pulka te verplaat­sen.

Ik ga naar beneden en zelfs met zijn tweeën hebben we op dat moment grote moeite om de slee op het vlakkere gedeelte te krijgen.

Geen van beide zegt de eerste minuten iets en heeft zo zijn eigen gedachten over het vervolg.

Daarna wordt er even flink gescholden. Gelukkig weten we beide dat het niet persoonlijk bedoeld is maar betrekking heeft op de situa­tie van dat moment. Uiteindelijk neemt ratio weer zijn plaats in en overleggen we wat onze volgende stap is.

Omhoog kijkend naar het onzichtbare vervolg en daardoor dus abso­luut niet wetende wat ons nog te wachten staat besluiten we voor­lo­pig de tent op te zetten.  Willen we op een verant­woorde manier verder komen zullen we toch eerst een verbete­ring moeten hebben van het zicht. Zittend op het matje in de opening van de tent, ieder genietend van een serieuze sala­mi­worst, glijdt de tijd voorbij zonder dat de gewenste verbete­ring optreedt. Integendeel, het is licht gaan sneeuwen en tegen 16.00 uur halen we dan ook de rest van de spullen maar uit de pulka en maken we ons klaar voor de avond en nacht.

We horen de regelmaat van het tikken van de sneeuw tegen het tentdoek en hopen beide dat morgen in ieder geval meer te zien is zodat we verder kunnen.

We bekijken de kaart nog eens goed. Als we deze goed interpre­teren dan wacht ons morgen een te overbruggen hoogteverschil van ongeveer 120 meters waarbij we de Eltarnuten links van ons laten. Veel zwaarder als de helling die we vandaag hebben gehad zal het wel niet worden is onzer beider gedachte.

Goh, wat kun je het soms mis hebben. Het is maar goed dat je niet alles van tevoren weet want anders had het eten ons wel eens minder kunnen smaken. 

Vanavond hebben we het eten maar eens omgedraaid. Dat wil zeggen eerst de gevriesdroogde maaltijd en dan de soep met pemmikan en rookworst. Het blijkt in deze volgorde makkelijker weg te krijgen dan andersom. We genieten van aardappelschotel met rundvlees, tomatensoep met basilicum en pemmikan neutraal en in de soep weer een heerlijke halve HEMA rookworst in schijfjes gesneden.

Deze vet getinte maaltijd is goed voor zo'n 1200 Kcal die ons energie zal geven om warm de nacht door te komen.   Ik kijk nog maar eens een keer naar buiten met de gedachte dat als ik maar vaak genoeg kijk dat het dan automatisch beter wordt. Niet dus.


Dag 8: De voet van de Eltarnuten - Armotvatni

We hebben de vorige avond het alarm extra vroeg gezet en de beslissing genomen dat als het zicht niet is verbeterd, we naar beneden gaan op zoek naar een alternatief.

Bij het wakker worden horen we sneeuw gestaag op het tent­doek neerkomen en als we de luifel openen is het zicht nog hetzelf­de als de avond ervoor. Alleen is er vijfentwintig centimeter verse sneeuw bijgekomen. Alle goede voornemens van de vorige avond ten spijt nemen we toch het besluit om de ingeslagen weg verder te vervolgen ondanks het onzekere karakter hiervan.


Toch maar doorgaan.....

Gelukkig voor ons komt de wind uit het oosten en blaast deze de sneeuw niet in ons gezicht. Ook kunnen we wat verder van ons af kijken en zien we dat het plateau waar we ons op bevin­den bestaat uit kleinere en grotere heuvels.  Nor­maal gespro­ken zou je hier doorheen laveren, maar nu is dat niet of nauwelijks mogelijk omdat de ruimtes tussen de heuvels vol geblazen zijn met sneeuw en zo muur­tjes vormen die aan de leizijde steil afval­len. Daardoor zijn we genoodzaakt over de heuvels heen te trekken.

Dit is erg zwaar omdat de sneeuw tussen de heuvels diep is en er bovenop is weggeblazen waardoor we telkens de ski's en pulka tussen de rotsen die boven de sneeuw uit­steken moeten zien door te loodsen.

Ondanks het wat betere zicht vallen of glijden we beide ver­schillende keren de diepte in. Het blijft moeilijk om een inschatting te kunnen maken van wat nou werkelijkheid is en wat niet.

Na twee en half uur zware arbeid zijn we eindelijk aan het eind van het plateau aange­land en door verbetering van het weer kunnen we onder ons het meer zien liggen. Als we beneden zijn aangekomen, wat kan dalen toch lekker zijn, neemt het zicht verder toe. Ondanks de diepe sneeuw en het feit dat mijn stijgvellen voor een groot gedeel­te niet meer plakken (dat is al zo gedu­rende de afgelopen twee dagen en de stijgvel­len worden dan ook op hun plaats gehouden door elas­tie­ken, wat op zich prima werkt al heb je duidelijk minder glij­dend vermo­gen) ont­wikkelen we een hoog tempo en voor dat we het in de gaten hebben zijn we in de buurt van Hellevasbu.

Vanaf hier moeten we linksaf pal naar het zuiden. Het probleem is dat er twee mogelijkheden zijn om linksaf te gaan. We nemen de kaart erbij en na een kwartier lang landschap en kaart te hebben vergeleken komen we tot overeen­stemming dat we de rechter van de twee dalen nemen. Dit blijkt gelukkig ook de juiste te zijn.

De helling die hierbij moet worden genomen is zo'n 200 meter hoog en behoorlijk steil. Niet zo steil als twee dagen geleden maar de helling ligt vol met diepe sneeuw. Alvorens we hier omhoog gaan moeten we eerst nog een kleine 150 meter traverse­ren. Mijn pulka gaat hierbij om de vier meter op zijn kant en langzaam bereikt mijn gemoed het kook­punt.

Wat ik ook probeer, of ik nu de originele trek­stang gebruik of ik vervang deze door een reepschnur, hij blijft op zijn kant gaan. Joost is al lang en breed op weg en ik zit nog steeds in de traver­se. Tegen de tijd dat ik op de plek ben aangekomen waar ik omhoog moet ontbreekt mij eenvou­digweg de (mentale) kracht en is Joost in geen velden of wegen meer te bekennen. Even is er sprake van lichte pa­niek: "als Joost nu doorgaat zonder dat hij in de gaten heeft dat ik deze helling niet opkom, wat dan ". Opnieuw probeer ik met volle kracht de pulka omhoog te trek­ken, het enige wat gebeurt is dat ik de stijg­vel­len onder mij ski's vandaan druk.

Op dat moment komt Joost naar beneden. Op de weg naar boven maakte hij gebruik van televates: dit is een extra hakje op de telemark­binding die je, als het steil wordt, omhoog klapt, waardoor de schoen meer horizontaal komt te staan en je veel minder kracht nodig hebt om de ene ski voor de andere te krijgen.

Joost is er beduidend beter aan toe dan ik en hij neemt dan ook mijn pulka over en sleept deze naar de zijne toe.

Eenmaal boven maken we een flinke pauze, nemen de omge­ving in ogen­schouw en vergelijken deze met de kaart. Dit leert ons dat, als we het oor­spronke­lijke plan blijven volgen, dat wil zeggen via het zomerpad naar Haukelisae­ter, we conti­nue zulke hoogteverschillen moeten overbruggen als die we net achter de rug hebben.

Dit zien we geen van beide zitten en we kiezen dan ook een andere route. In plaats van pal zuid gaan we zuid-zuidoost en overschrijden daarbij een viertal meren zonder noemenswaardige hoogteverschillen tot aan het Bordals­vatnet, een stuwmeer. Hier zullen we dan naar het zuiden gaan waarbij we nog over een heuvelrug moeten om zo in Prestegard te eindigen.

We hebben nog de nodige uren daglicht en als we op het Amot­vatnet, het laatste meer, kunnen eindigen, bestaat de kans dat we morgenmiddag al in Prestegard kunnen aankomen.

Met dit doel voor ogen gaan we verder waarbij Joost het voor­touw neemt en door diepe sneeuw voort ploegt. Joost wordt door mij wel overgenomen maar telkens voor korte periodes want omdat mijn stijgvellen met elastieken op zijn plaats worden gehouden kan ik de ski's niet echt schuiven en moet ik ze telkens optillen wat zeer vermoeiend is.

Wat "vlak" lijkt op de kaart blijkt in de praktijk het ene heuveltje naar het andere. Desondanks gaan kilometer na kilo­meter voorbij en als we aan het begin van het Amotvatnet staan is het reeds 18.00 uur. Het schemert al en ik vind het genoeg geweest.

Alhoewel Joost nog even probeert mij zover te krijgen dat we doorgaan tot aan de dam, vind ik het wel mooi geweest. Vandaag hebben we rond de 25 kilometer afgelegd, de langste dagaf­stand tot nu toe, met een zwaar begin en een zeer zwaar mid­dengedeelte en dat heeft bij mij zijn tol geëist. Ook het opzetten van de tent kost nog de nodige kracht want als ik van de ski afstap zak ik direct kniediep in de sneeuw.

Eenmaal in de warmte van de slaapzak, met in gedachte het feit dat we eventueel morgen kunnen aanko­men, zijn de vermoeienis­sen van de dag vrij snel weer vergeten. We trakteren ons zelf op ieders een hele rookworst bij de soep die zonder problemen in onze maag verdwijnt. Terwijl ik nog wat aan het schrijven ben in mijn dagboek zie ik dat Joost al slaapt. Even later, nadat ik het olielampje heb uitgeblazen, volg ik zijn voorbeeld.


Dag 9: Amotvatnet - Botn

Goed eten en een goede nachtrust doen wonderen en als de volgende morgen het alarm afgaat voel ik dat ik alweer aardig hersteld ben. Vannacht blijkt het behoorlijk koud te zijn geweest, zo'n -33°C, en ook vanmorgen moeten we maken dat we snel op gang komen want tijdens het inladen van de pulka en het afbreken van de tent beginnen de tenen gevoelloos te worden.

Slaapplaats op het Amotvatnet

Het is fantastisch weer en de bergen steken scherp af tegen de strak blauwe hemel en de sneeuw schittert in de ochtend­zon.

Een half uur na vertrek bereiken we de dam en gaan deze rechts voorbij. Joost is een eindje vooruit omdat ik nieuwe elastie­ken moet maken van tentstokelastiek aangezien er drie geknapt zijn. Als ik opkijk zie ik het spoor dat hij maakt die van een bijzondere schoonheid is: een brede geul door de slee gevormd met de afdrukken van de skistokken ernaast in een overig maagdelijk landschap en daarbij de zon die de sneeuw doet fonkelen op de flanken van de heuvels links en rechts van mij.

Na enkele zomerhuisjes te zijn gepasseerd versmalt het dal zich en gaat het wat steiler naar beneden. Het pad wordt nu gevormd door de geul waarin normalerwijze de rivier stroomt die uitmondt in het stuwmeer. We zijn gedwongen de geul te volgen aangezien de flanken links en rechts ervan veel te steil zijn voor een pulka. Plots zien we voor ons wat lijkt op een spalten­zone van een glet­scher. Daar waar de rivier bochten maakt zitten diepe gaten in het sneeuw­dek en waar we de ri­vierbed­ding moeten kruisen zijn er sneeuw­bruggen. Omzich­tig gaan we te werk om deze niet ongevaarlijke plekken te passe­ren. Geluk­kig werkt het weer mee want in het geval van slecht zicht zouden we deze gaten nooit of te nimmer hebben kunnen waarne­men.

Daar waar eventueel gevaar dreigt nemen we de tijd om de beste route uit te zoeken en uiteindelijk passeren we deze zone zonder problemen.

Na zo'n twintig minuten neemt de breedte van het dal weer toe en is het gevaar geweken. We dalen verder af in de richting van het stuwmeer en we bereiken zo langzaam de boomgrens. Dit geeft mij het geruststellende gevoel dat we er bijna zijn, maar schijn kan be­driegen.

Het onderste gedeelte van de rivier is zo smal en steil dat we deze niet met de pulka kunnen nemen en we zien ons dan ook gedwon­gen eerst weer omhoog te gaan om zo dit gedeelte van de rivier te kunnen passeren. Op het hoogste punt aangekomen nemen we een kleine pauze. Zo kunnen we op ons gemak even de heuvelrug in ogenschouw nemen die we nog moeten passeren om in Preste­gard te komen. Vanaf dit punt is dat nog een kleine zes kilometer hemels­breed. Wat we zien doet ons allebei even slik­ken en we horen elkaar denken: "sh.., daar komen we nooit overheen".

Het hoogteverschil, dat wisten we. Tel daarbij de steilheid, de hoeveelheid bomen, combineer deze met de diepte van de sneeuw en de vermoeid­heid die ons in de benen zit en je hebt een mentale dreun van jewel­ste. We zien beide geen enkele mogelijkheid om daar boven op te komen. Achteraf denk ik dat de factor tijd hierin ook een rol ge­speeld heeft.

Was het zo geweest dat we deze dag niet de mogelijkheid hadden gehad om te kunnen eindigen dan, is mijn stellige overtuiging, zouden we gewoon hebben geprobeerd de helling te nemen. Of dit ook gelukt was laat ik achterwege.  We zitten beide op de pulka en even is het doodstil.

Het gekke is dat ondanks het feit dat we twee dagen voorliggen op het schema, wat betekent dat we afgezien van de eerste twee dagen 131 kilometer hebben afgelegd in 6 dagen, en dus nog genoeg dagen en voedsel hebben, je toch wilt aankomen op het einddoel op het moment dat het tot de moge­lijkhe­den be­hoort. 

"Wat is het alternatief ?" vraagt Joost. De kaart wordt te­voorschijn gehaald en de enige uitweg die ons rest is om over de Bordalsvatnet te gaan, deze te verlaten aan zijn meest zuidoostelijke uitloper om van daaruit door te gaan naar het plaatsje Botn. Dit betekent dat we nog zo'n 16 kilometer moeten afleggen naar de bewoonde wereld. Het is 15.00 uur en ik reken even snel uit wat dat betekend: diepe sneeuw, mis­schien halen we drie kilometer per uur, dus iets meer als vijf uur pure looptijd. Tel daar nog wat pauze bij en je komt na 20.30 uur binnen. Lopen in het donker zie ik absoluut niet zitten, maar Joost is ervan overtuigd dat we het vandaag kunnen halen. Ikzelf deel niet zijn optimisme en zie ons overnachten op het stuwmeer.

Aangezien er geen andere mogelijkheden zijn besluiten we af te dalen naar het stuwmeer en ik zal als eerste het spoor maken. De weg naar het stuwmeer toe is zwaar, aangezien we door diepe sneeuw moeten over met berken begroeide kleine heuvels. We laveren tussen de boompjes door, nemen ook het laatste heuvel­tje en glijden langzaam in de richting van het meer.

Eenmaal op het meer trek ik, zoals afgesproken, het spoor en tijdens het sporen gaan mijn gedachten uit naar een boek dat ik gelezen voordat we naar Noorwegen gingen. Dit boek, ge­schreven door Mike Strout, ging over de doorsteek van de Zuidpool zonder hulp van buitenaf samen met zijn partner Ranulph Fiens. Dit deden zij ieders met een pulka beladen met ongeveer 200 kilogram en dit 100 dagen lang. Tweehonderd kilo en dat honderd dagen !!. Terwijl wij met onze achtste dag bezig zijn met zo'n 38 kilo en ik al goed moe ben groeit mijn respect voor deze mensen met elke stap die ik neem.

Op het stuwmeer richting Botn

Doordat we een flink aantal meters gedaald zijn en de zon flink schijnt is het gewoonweg warm. Na zo'n 750 stappen geteld te hebben voel ik me slap worden. Mijn mond is droog en tijdens een plaspauze zie ik dat mijn urine behoorlijk donker is. Ik kom duidelijk vocht tekort en ik zeg tegen Joost dat we moeten zien zo snel mogelijk water te maken want anders houd ik het niet lang meer vol.

Joost vind echter, en hij had daar achteraf zeker gelijk in, dat als we vanavond op tijd willen binnenkomen er geen tijd is om uitge­breid sneeuw te gaan smelten, omdat dit toch al gauw een uur tot anderhalf uur in beslag neemt.

Ik zeg met opzet achteraf, want op dat moment was ik behoor­lijk pissig dat hij niet wou stoppen om water te maken. Joost had gedurende deze tocht sowieso betere benen als ik en minder behoefte aan eten en drinken. Door de flinke inspanning en het extra vochtverlies veroor­zaakt door de hitte van de zon, voel ik dat ik moeite krijg met de coördinatie en Joost ziet dan ook dat mijn spoor een wat slinge­rend karakter begint te krijgen. De enige manier om snel aan water te komen is een wak in het ijs te hakken maar dat lukt niet met een normale ijspikkel.

Nu had men het waterpeil van het stuwmeer waar wij ons op bevon­den laten zakken nadat deze al dicht gevroren was. Daar­door zijn er aan de zijkanten van het meer fikse ijsschotsen of ijs­platen ontstaan. In de verte, zo'n 300 meter verderop, lijkt het erop of er ruimte is ontstaan tussen de rotswand en het ijs. We besluiten om daar te gaan kijken naar water.

Inderdaad is hier nog maar een dun ijslaagje en kunnen we met gemak met de pikkel een gat in het ijs hakken om zo het door zo mij fel begeerde en noodzakelijke water te bemachtigen. Snel maken we een aantal liters energiedrank en na een kleine eet- en drinkpauze voel ik mij alweer een stuk beter.

Tijdens de pauze neem ik even de tijd om de omgeving in mij op te nemen en kijk daarbij nog even achterom. De bergen in de verte liggen nog in de zon en vormen een machtige afsluiting van het dal. Verderop links ligt de helling die we te zwaar bevonden hebben al in de schaduw. Ook wij staan nu in de schaduw en de temperatuur is hier beduidend lager.

Voordeel hiervan is wel dat de sneeuw van een ietwat papperige massa overgegaan is in echte sneeuw wat het trekken van een slee een stuk aangenamer maakt.

Joost neemt na deze drinkpauze de kop over en ik volg zijn spoor. Alhoewel niet gemakkelijk kan ik zijn tempo bijhouden en maken we goede progressie. Met nog zo'n vijf kilometer voor de boeg vernauwd het meer zich en voor ons lijkt de Noordpool(ook weer van foto's)te beginnen, althans wat het landschap betreft.

Het laten zakken van het waterpeil heeft er hier toe geleidt dat de oneffenheden op de bodem van het stuwmeer het ijs omhoog hebben geduwd, dus zowel aan de zijkant als in het midden liggen de ijsplaten schots en scheef door elkaar. Het is hier oppassen geblazen want er kunnen tussen de schot­sen dunne ijslagen en sneeuwbruggen zijn ontstaan die ons gewicht niet kunnen dragen en bestaat er een gerede kans dat we er met pulka en al doorheen zakken.  

Voorzichtig kiezen we onze route en slagen er uiteindelijk in om het eind van het stuwmeer te bereiken en het enige wat ons nog scheidt van de weg naar Botn is de stuwdam. Links van de stuwdam zien we een mogelijkheid om van het meer af te komen. Het hoogteverschil bedraagt een kleine 40 meter en is venijnig steil. Op dit korte stukje moet ik dan ook drie keer een flinke adempauze inlassen alvorens ik boven ben. Het is 18.20.

Dit betekent dat we zo'n 12 kilometer hebben afgelegd in drie uur gemeten vanaf het begin van het stuwmeer. Eenmaal boven zien we dat er een weggetje loopt in de richting van Botn.

Nog vier kilometer naar Botn en we hebben het gehaald. Het zijn nog vier vervelende kilometers want de weg bestaat de ene keer uit keihard, samenge­perst sneeuw zonder enige grip, de andere keer uit diepe parallel lopende geulen en soms uit sporen van snowcats waar je de slee telkens weer over heen moet trekken. Daar komt dan nog bij dat de stijgvellen op

deze ondergrond regelmatig onder mijn ski's vandaan liggen en de pulka op zijn kant gaat in de geulen.

Het gemopper, zacht uitgedrukt, is dan ook niet van de lucht. Daar waar Joost nog behoorlijk fris oogt heb ik zo iets van: "het moet niet meer al te lang duren" en als ik in de verte de eerste lichtjes zie, draai ik mij om en zeg tegen Joost :"Ver­der dan die lichtjes ga ik niet. Ik bel aan en vraag of ze ons een lift kunnen geven naar het eerste beste hotel, motel of pension en zo niet, dan zetten we onze tent daar maar in de tuin neer".

Joost is tactisch sterk ontwikkeld en houdt wijselijk zijn mond. Mede ingegeven door het feit dat hij de kaart net iets beter bestudeerd heeft dan ik en weet dat het niet meer zo ver kan zijn.

En kijk, als we bijna bij de bevrijdende lichtjes zijn aange­komen wordt plots de weg breder en een kleine 100 meter verder ligt de weg Roldal - Haukeligrend.

Eenmaal op de weg gaan de ski's af, wat een vreemd maar be­vrijdend gevoel geeft, na negen dagen conti­nue op de latten te hebben gestaan. Navraag leert ons dat er na 500 meter, aan de linker­kant van de weg, een motel ligt.

Gelukkig ligt er aan de rand van de weg nog een beetje ijs en sneeuw zodat we de slee niet hoeven te dragen maar kunnen slepen. Na zo'n vijfentwintig minu­ten komen we aan bij het sporthotel Botn. We worden vriendelijk te woord gestaan door een jongeda­me en even later wijst ze ons een kamer toe. Na alle spullen te hebben uitgestald om te kunnen drogen gaat Joost zich douchen en ik op zoek naar een paar lekkere zakken zoute chips.

Als we ons uiteindelijk beide in schone kleren hebben gestoken doen we ons tegoed aan de aardappelschijfjes. Als we dan later op de avond ook het diner achter de kiezen hebben leggen we ons tegen half één 's nachts te rusten.

De doorsteek van de Hardangervidda komt hiermee tot een eind.


LIJST VAN MATERIALEN ZOALS WIJ DIE TIJDENS DEZE TOCHT GEBRUIKT HEBBEN IN 1995

TENT : Lowland Mountaintracker

Er waren verschillende redenen waarom we voor dit model geko­zen hebben:

A. 

Het is een zelfdragende, geodetische (meervoudig kruisende stokken) tent wat hem uiterst stabiel maakt tijdens zwaar weer.

Dit model maakt gebruik van 4 stokken van 9 mm (plus één stok voor de luifel) die elkaar in totaal 5x kruisen wat leidt tot een constructie die zelfs tijdens zware storm niet meegeeft en maakt dat je van de wind buiten nagenoeg niets merkt.

B.

De tent moet minimaal 2 personen met al hun materialen kunnen herber­gen zodat je tijdens de koudste periodes van de dag niet meer de tent hoeft te verlaten.

C.

De materialen waar deze tent van is gemaakt zijn momenteel de best ver­krijg­bare op de markt. De buitentent is gemaakt van High Tenacity Rip Stop Nylon en is zowel van binnen (1x) als van buiten (2x) siliconen-elastomeer gecoat. Deze manier van coaten maakt het tentdoek UV-bestendig en uitermate trek­vast.

Wat tevens een voordeel is van één op deze manier gecoat doek is dat deze vrijwel geen vocht opneemt en daardoor minder gevoelig is voor krimp en rek. Dit draagt er toe bij dat een siliconen-elastomeer coating de enige coating is die de trek­sterkte van een tentdoek doet toenemen.

Ook de binnentent is gemaakt van High Tenacity Rip Stop Nylon en is naar binnen toe condensdicht maar laat vochtige lucht wel door naar buiten.

De 9mm stokken die bij deze tent horen worden gemaakt door de firma Easton. De stokken bestaan uit een speciale legering aluminium en hebben dankzij de extreme hardheid van het mate­riaal een bijzonder hoge breukweer­stand, echter niet onbreek­baar, zoals gebleken is.

HARINGEN: Lowland Snowpegs

Wij gebruikten Lowland Snowpegs. Dit zijn 30 cm lange, licht­gewicht alumi­nium, halfronde haringen die perfect houden, ook in zachte sneeuw. Door middel van een 10 cm lange lus van 3mm koord (zelf aan te brengen) kun je ze prima uit de sneeuw trekken en ze vervolgens allen aan een karabiner bevesti­gen zodat ze binnen handbereik zijn.

SLAAPZAK : The North Face Darkstar en de Ajungilak Tyin Elite

Tijdens deze tocht hebben wij slaapzakken meegeno­men met een kunststofvul­ling. Omdat de Hardangervidda relatief dicht bij zee ligt en er dus kans bestond op een relatieve hoge lucht­vochtigheid en daarbij tevens nog gekookt werd in de tent (condensvorming), lag dons minder voor de hand.

Dons heeft nl. als nadeel dat als het voor langere tijd aan vochtigheid wordt blootgesteld en er niet of nauwelijks de mogelijkheid bestaat om de slaapzak te luchten, deze de dons­veertjes zal doen clusteren en daardoor aan isolatie­waarde zal inboeten.

Slaapzakken met kunstvezelvullingen nemen beduidend minder vocht op en laten zich eventueel sneller drogen als men deze 's morgens uitspreidt over de tent. Desondanks zijn donzen slaapzakken zeker een optie mits er een condensdichte buitentijk omheen zit.

Mocht desondanks de slaapzak vochtig worden dan is een tweede voordeel het feit dat kunstvezel ook als die vochtig is maar weinig van zijn loft verliest. Loft is het vermogen om stil­staande lucht tussen de vezels vast te houden. 

Beide slaapzakken hebben als ondergrens -35°C. Deze grens is aangegeven door de leveranciers maar is sterk afhankelijk van factoren als:

* luchtvochtig­heid, -2°C met een hoge luchtvochtigheid zal kouder aanvoelen dan -10°C met een lage luchtvochtigheid,
* slaap­mat,
* toestand van de gebruiker, heeft deze voldoende of te weinig gegeten ? Is deze uitgeput of vitaal, koud of warm ?

De slaap­zak zelf doet in principe niets, diegene die er in ligt zal de warmte moeten produce­ren.

Tevens hebben wij de volgende materialen gebruikt om er voor te zorgen dat de slaapzakken zowel van binnenuit als van buitenaf niet vochtig zouden worden.  Daarnaast zorgden deze extra hulp­middelen ervoor dat het tempe­ratuurbereik van de slaapzak­ken opgevoerd werd.

* Vapor Barrier Liner oftewel een VBL, is een waterdichte nylon hoes die in de slaapzak gaat en waar je zelf in gaat liggen. Aangezien je zo'n 1 à 1,5 liter vocht per nacht ver­liest is het wel zaak dat je thermisch ( synthe­tisch ) onder­goed draagt die je gedurende de nacht behaaglijk houdt.

Deze hoes zorgt er voor dat het transpiratievocht niet in de isolatielaag terecht komt, daar condenseert en vervolgens bevriest. Een VBL gebruik je vanaf zo'n 10 graden onder nul en verder kan deze de slaapzak zo'n 8°C a 10°C graden opwaarde­ren.

* GORE-TEX Bivakzak, deze hoes die om de slaapzak heen gaat is in staat om te ademen en wind en vocht tegen te houden. Hier­mee wordt condens die eventueel ontstaat doordat er gekookt wordt weggehouden van je slaapzak.

Vocht die je 's nachts produceert (in het geval dat je geen VBL gebruikt) kan zo door de hoes naar buiten toe.

De bivakzak geeft zo'n extra 3°C tot 6°C graden aan de slaap­zak.

Beide bovengenoemde items kunnen levensreddend zijn in geval er door welke omstandigheden dan ook buiten overnacht moet worden zodat je tegen water en wind bent beschermt.

SLAAPMAT : Therm-a-rest Camp Rest en Therm-a-rest Classic

Of je deze soort slaapmat neemt of bijvoorbeeld gesloten cel schuimmat hangt af van de hoeveelheid comfort die je be­lang­rijk vindt, de omvang van de mat in opgerolde toestand en of je het risico wilt lopen dat je therm-a-rest eventueel lek raakt en door de extreme kou niet te plakken is.

Echter, omdat wij belang hechtten aan een hogere isolatie­waar­de en comfort hadden wij beslo­ten het risico van lekkage voor lief te nemen en te kiezen voor therm-a-rest. 

PULKA : merk Fjellpulken

De body's van de pulka's zijn gemaakt van fiberglas en ze zijn te verkrij­gen in verschillende groottes en uit­voerin­gen.

Welke uitvoering je wilt gebruiken tijdens de tocht is afhan­kelijk van de hoeveelheid materiaal die je meeneemt.

Neem je een tent mee of overnacht je in een hut, kun je voed­sel onderweg inslaan of ben je selfsupporting ?

Het gewichts­verschil tussen bovenstaande mogelijkheden be­draagt al gauw zo'n 20 kilo op een tocht van een dag of acht.

Mijn pulka had de volgende afmetingen:lengte 144 cm, breedte 43 cm, volume 285 liter en het gewicht bedroeg ca. 5 kg.

Joost zijn pulka had een lengte van 154 cm, een breedte van 50 cm, volume van 310 liter en een gewicht van ca. 6 kg.

Zoals in de tekst vermeldt beschikte ik over een te kleine pulka. De bak van de pulka was gevuld met verschillende trim­bags: twee voor het voedsel, één voor losse spullen als hoofd­lamp, schrijfge­rei etc. en één voor nachtkleding en bivakzak. Daarbij kwam nog de slaapzak en de jerrycan met 5 liter cole­mann fuel.

Daaronder, op de bodem van de bak lagen de stijgijzers en de pikkel.

Bovenop de trimbags lag in het begin uitgespreid het donsjack.

Het materiaal in de pulka wordt afgedekt door middel van een nylon hoes. Deze hoes is rondom vastgezet aan de kunststof bak met behulp van klinkna­gels. Vervolgens trek je de hoes van alle zijden bij elkaar en wordt door middel van elastieken en kunststof clips vastgezet.

Bij mij kwam gedurende deze tocht daar nog bovenop een trans­portkarretje van 2,5 kilo (deze had ik gebruikt om de pulka over de diverse treinstati­ons te kunnen vervoeren) met daar bo­venop mijn rugzak.

De rugzak diende twee functies, namelijk als transporttas op weg naar Noorwegen en tijdens de tocht als als eventuele vervanging van de pulka. Mocht onverhoopt één van de pulka's stuk gaan of één van ons beiden iets overkomen dienden we te beschikken over een rugzak om de spullen te vervoeren die noodzakelijk waren om de bewoonde wereld te bereiken.

Het geheel werd daardoor voor deze pulka te hoog en als we dan op een geneigde flank liepen dan kantelde die vrij snel.

We hebben verschillende varianten geprobeerd van inpakken: het zwaarste voorin of achterin, uiterst links en rechts met daar tussenin het lichtere materiaal. Het hielp niet, hij was gewoon te hoog.

Het enige alternatief was, wat mij betrof, om de route selec­tiever te kiezen dan Joost.

SKI'S : Telemark- of tourlanglaufmodel     

Telemark ski's zijn ski's waar geen spanning op staat, dat wil zeggen dat als je ze op de grond legt ze praktisch in het geheel de grond raken. De keuze voor dit soort ski lag beslo­ten in het terrein waar we naar toe gingen.

Omdat er op de Hardangervidda behoorlijke hoogteverschillen­ waren en daarmee samenhangend dus ook redelijke afdalingen verwacht konden worden hebben we gekozen voor de telemarkski omdat:

- De Telemarkski een andere vorm heeft dan een tourlang­lauf­ski. De telemark­ski is namelijk getailleerd, dat wil zeggen dat die smaller is op het middengedeelte daar waar de binding zich bevindt.

Dat heeft als voordeel dat als de sneeuw diep is de ski zich automatisch weer opricht om boven de sneeuw uit te komen.

Dit heeft vooral voordeel tijdens afdalingen omdat je makke­lijker bochten kunt draaien en daarmee verbonden gemakkelij­ker kunt remmen. Vooral met een pulka die tijdens afdalin­gen tegen je rug aandrukt kan dit een voordeel zijn.

Is het terrein echter vlakker dan kan een tourlanglaufski voordeliger zijn omdat er op deze ski wel spanning staat waardoor tijdens het vooruit schuiven van de niet belaste ski deze voor maar driekwart de bodem raakt.

Hierdoor is er minder wrijving en dus kost dat uiteindelijk minder kracht.

De laatste jaren is het zo dat er steeds meer sprake is van overlapping van beide skisoorten.

­STIJG­VEL­LEN :

Aangezien de telemarkski niet beschikt over zg. schubben moet je op een andere manier ervoor zorgen dat er tegendruk ontwik­keld kan worden om af te kunnen zetten zonder dat je daarbij terug glijdt.

Wij maakten daarbij gebruik van stijgvellen. Deze zijn gemaakt van mohair, nylon of een mix van beide.

Het bevestigen van stijgvellen kan op 2 manieren plaats vin­den:

A. de stijgvel wordt in zijn geheel geplakt zonder extra bevestiging 

B. de stijgvel wordt ook hier in zijn geheel geplakt maar wordt tevens extra vast­ gezet aan het eind van de ski d.m.v. een aluminium haakje die in een uitsparing aan het eind van de ski valt en aan de voorzijde van de ski doordat je de stijgvel door een rechthoe­kige metalen beugel haalt die door een rubbe­ren flap aan de tip van de ski vastzit. Dat deel van de stijg­vel dat door de metalen beugel is gehaald wordt teruggeslagen en vastgezet tussen stijgvel en ski.

Onze keus was het soort stijgvel genoemd onder b. van het merk Coll-tex. Het voordeel van extra bevestigingspunten is dat indien de stijgvellen niet meer goed plakken ze hierdoor toch nog op de plaats worden gehouden. Ondanks het feit dat ik enkele malen mijn vellen verloor was ik zonder deze extra beves­tigingspunten absoluut hulpeloos geweest tijdens deze tocht.

Door de bevestigingshaakjes kun je namelijk toch nog druk uit oefenen op de vellen en worden ze hierdoor op de plaats gehou­den (in combinatie met de noodelastieken).

Een andere manier om er voor te zorgen dat je druk kunt ont­wik­kelen met je ski is om ze te waxen PIM'S BOEKJE.

. We hebben vooraf de heupgor­dels die standaard bij de pulka's geleverd werden laten ver­vangen door gordels die door Joost waren ontworpen.

Hubert, van de nederlandse firma Radical Design, hadden we aangeschreven met daarbij het concept van de gordel zoals wij die graag wilden hebben. Na eerst een proefmodel te hebben uitgeprobeerd in de bossen van het Wolversveen bij Zelhem, dit door middel van het trekken van een pulka gemaakt uit autoban­den, werden ze op een paar kleine punten aangepast. In verge­lijk met de stan­daardgordel is de RD-gordel veel zwaarder gepolsterd en snijdt daardoor niet in het vlees. De gordel is tevens aan de rugzijde veel breder zodat de onderrug warm(er) blijft.

De ringen waar de trekstang van de pulka aan bevestigd wordt zitten onder een dusdanige hoek vast, dat de belasting goed verdeeld wordt over heupgor­del en schouderbanden. De schouder­banden zijn gekruist, in tegenstelling tot de standaardgordel, en blijven daardoor goed op hun plaats zitten.

Waar de schouderbanden van de standaardgordel uit vrij dun band be­staan, is de RD-gordel dik gepolsterd en dit maakt het moge­lijk om te kunnen variëren met waar je de meeste druk wilt hebben: heup, schouder of beide. 

KOOKGEREI :

De pan waarin bij ons het water aan de kook wordt gebracht is een 2 liter Sigg inoxaal model. Dat betekent dat de buitenzij­de gemaakt is van aluminium, zwart gekleurd, en de binnenzijde van roestvrij staal.

Voordelen van deze constructie is dat hij lichter is dan een volledig stalen pan, een zeer goede geleiding doordat de buitenzijde van aluminium is en zwart gekleurd is. Tevens is de pan aan de onderzijde gerond wat als voordeel heeft dat de warmte de zijkant van de pan sneller verhit.

Een stalen binnenkant heeft verder het voordeel dat die kras­vrij is en dus duurzamer.

Zoals boven al vermeldt maken wij ook gebruik van een heatex­changer. Deze komt van het merk MSR en past op 1,5 en 2,0 liter pannen. Een heatexchanger is een geribbelde ring gemaakt van aluminium die om de pan heen past en er voor zorgt dat er minder warmte verloren gaat. Doordat de kooktijd wordt verkort bespaar je dus brandstof en gewicht. Vooral tijdens langere wintertochten is de besparing van brandstof rendabel ten aanzien van het gewicht van de heatexchanger.

FLESSEN en VOORRAAD :

We geven hier een uiteenzetting van de verschillende artikelen die we gebruiken voor het meenemen van drinken, kleding en brandstof.

- 1 liter METALEN THERMOSKAN van het merk Shira: zowel de binnenfles als de buitenfles zijn gemaakt van edelstaal waar­binnen een vacuüm heerst. Hierdoor blijven warme dranken langer heet en zijn ze veel minder kwetsbaar dan de conventio­nele isolatief­lessen.

- 1 liter NALGENE WIJDHALSFLES: deze flessen zijn gemaakt van Lexan Polycarbonaat, een zeer sterk en taai materiaal die we gebruikten voor het meenemen van energiedrank, het maken van beslag voor omelet, roerei of het toebereiden van ge­vries­droogde desserts.

Lexan Polycarbonaat is glashelder, kan tegen bevriezen, kan tegen kokend water en omdat het kunststof is zal die niet vast­plakken aan je lippen bij het drinken tijdens felle kou wat eventueel wel kan gebeuren bij metalen flessen.

Op de zijkant van deze fles staat een praktische maatvoe­ring, handig bij het toevoegen van water aan maaltijden en doordat het een wijdhals is kun je direct je toetje uit de fles eten en zijn daarna gemakkelijk schoon te maken.

De fles werd meegedragen in een BOTTLEPARKA. Dit is een hoes van nylon die afsluitbaar is met een rits. 'S morgens ging de fles met kokende limonade hierin en ondanks de koude was deze tegen het eind van de middag toch nog lauw.

Niet alleen in de winter perfect bruikbaar maar ook in de zomer. Op zulke momenten houdt het je dranken juist lekker koel.

- Methanol, lampenolie, olijfolie en afwasmiddel worden be­waard in Nalgene flessen gemaakt van polythyleen. Dit is een wat zachter materiaal dan bovenstaande soort. Ze zijn perfect vloeistofdicht.

- Voor het ordenen van bijvoorbeeld reservekleding, nachtkle­ding, voedsel ochtend, voedsel avond, reparatiemateriaal etc. hebben wij Bever trimbags gebruikt.

Bever trimbags komen in het rood (= kleine maat) en in het blauw (= grote maat) en zijn gemaakt van nylon. Je moet ze zien als foudralen in de vorm van een sporttas(je). Dus met een rits aan de bovenzijde.

Met 5 a 6 trimbags heb je alle materialen perfect onderver­deeld en is het zoeken naar allerlei spullen niet nodig.    

BRANDER : MSR-XGK Shakerjet, 2 stuks

Er zijn uiteraard meerdere soorten branders op de markt maar voor het koken tijdens lange wintertochten nemen wij in ieder geval een benzinebrander mee. Benzine heeft namelijk een aantal voordelen, zeker met betrekking tot het winter­kamperen:

1. - Benzine werkt ook nog prima bij zeer lage temperaturen,
2. - Koken door middel van benzine behoeft relatief weinig brand­stof, waarbij wel gezegd dient te worden dat de kooktij­den die aangegeven worden door de verschillende leveranciers in hun brochures behaald zijn onder nagenoeg ideale omstan­dig­heden dat wil zeggen geen wind, een watertemperatuur van 15 graden en een buiten­temperatuur van 18 graden. 

De MSR-XGK brander zal onder deze omstandigheden 1 liter water in ongeveer 4 minuten aan de kook brengen, terwijl wij voor het smelten van sneeuw om een liter water te krijgen tussen de 9 en 13 minuten benodigden. Het totale brandstofverbruik tij­dens deze 9-daagse tocht bedroeg 3 liter waarmee wij ongeveer 100 liter water aan de kook hebben gebracht.
3. - Benzine is in het algemeen gemakkelijk verkrijgbaar en beschik je over een multifuellbrander dan zal je normaal gesproken nooit zonder brandstof hoeven te zitten.
4. - De XGK is volledig te demonteren en te repareren in het veld

Ook zitten er enkele nadelen aan het gebruik van benzine:

1. - Je moet benzine onder druk brengen. Dit gebeurd met behulp van een pomp in de brandstoffles. Om druk aan te kunnen brengen dient derhalve de brand­stoffles nooit helemaal gevuld te zijn omdat de benzine anders niet kan uitzetten.
2. - De generator in een benzinebrander dient voorverwarmd te worden, zodat er door de hitte druk ontstaat die dan de vloei­bare brandstof omzet in gas.

Je kunt op een aantal verschillende manieren voorverwarmen:

a. - Met behulp van de brandstof uit de fles. Als de fles eenmaal onder druk gezet is kun je de drukregelaar iets openen zodat er enige brandstof ontsnapt die dan terecht komt in een speci­aal daarvoor bestemd gootje onder de branderkop. Vervol­gens draai je de regelaar weer dicht en houdt je een lucifer bij de benzi­ne. Houdt altijd rekening met een "kleine" steek­vlam. Wacht je echter te lang doordat je bijvoorbeeld een tweede lucifer moet aan­steken, bestaat het risico dat de benzine is gaan verdampen en er een steekvlam van grotere omvang ont­staat.

b. - Veiliger zijn de volgende twee methodes,

ba.- je kunt een bran­derpasta gebruiken die je aanbrengt in het gootje en vervol­gens aansteekt,

Nadeel van branderpasta is dat er altijd wat afval achter­blijft in het gootje en derhalve regelmatig schoongemaakt moet worden.

bb.- je neemt spiritus mee op tocht in een vloeistofdichte fles, haalt deze met behulp van een pipetje uit de fles en spuit het in het daarvoor bestemde gootje. Vervolgens steek je de spiri­tus aan. Spiritus geeft een rustige vlam die bovendien niet giftig is. De meest schone en veilige manier van voorver­warmen die dan ook door ons wordt gebruikt.

Voor alle drie manieren van voorverwarmen geldt, dat als de vlam bijna begint te doven langzaam de regelaar open gedraaid dient te worden en als het goed is ontstaat er een mooie blauwe vlam. Nooit de regelaar vol open draaien want als er teveel benzine door de sproeier komt die nog niet verdampt is krijg je een gigantische oranje steekvlam met alle risico's van dien. 
c. - Zoals reeds boven vermeldt, bij het aansteken van een benzi­nebrander kan er een steek­vlam optreden, een zogenaamde flare, wat een groot risico kan betekenen zeker als er in de tent wordt gekookt.
d. - Benzinebranders geven in het algemeen meer stank af dan bijvoor­beeld gas- of spiritusbranders.
e. - Bij lekkage aan een van de onderdelen van een benzine­brander bestaat het gevaar van brand omdat benzine erg vluch­tig is en snel vlam vat. Daarom is het belangrijk altijd van te voren de pomp en de aansluiting van de pomp aan de brander goed na te kijken voordat deze aangestoken wordt.
f. - Brandstofflessen die leeg raken dienen bijgevuld te worden. Dit dient tijdens wintertochten zorgvuldig te gebeuren want als je per ongeluk benzine op je handen krijgt kan dat leiden tot bevriezingsverschijnselen.

De redenen voor het meenemen van 2 gelijke branders zijn de volgende:

a. - een reservebrander als de ander het onverhoopt af laat weten, en niet meer (snel) te repareren is,
b. - twee gelijke branders behoeft maar 1 reparatieset,
c. - In het geval dat een van de beide personen iets overkomt en er hulp gehaald dient te worden, moet diegene die hulp gaat halen beschikken over een brander.

Als bijvoorbeeld mij iets was overkomen bij Sandhaug, dan had Joost minstens 2 of 3 volle dagen nodig gehad om hulp in te roepen.    

BRANDSTOFFEN :

Coleman Fuel

- Indien je het van tevoren mee kunt nemen raden wij aan om Coleman Fuel te gebruiken omdat dit de meest zuivere en minst giftige benzine is.

Aan benzine die je bij de pomp koopt, ook ongelode, zijn additieven toegevoegd die de brander kunnen doen verstoppen en daardoor dus regelmatig gereinigd moeten worden.

Gebruik je de benzinebrander in de tent blijft het zaak om zoveel mogelijk te luchten om het risico op koolmonoxydever­giftiging te verminderen.

Methanol

- Methanol is een schone en veilige brandstof en geeft een stabiele vlam.

Dit maakt het ideaal voor het voorverwarmen van de generator zonder het risico van een steekvlam.

KOOKKIST :

- Als je al in de tent kookt doe je dat veelal in de luifel. Wij wilden in de tent koken omdat je zo de warmte binnen houdt. Een andere reden is dat je de spullen niet in de sneeuw kunt kwijt raken.

Om deze redenen hebben we een kookkist gebouwd. Dit is natuurlijk alleen op optie op het moment dat je met een pulka onderweg bent.

Deze kist bestaat uit hout en meet 35cmx35cmx15cm. In de kist zit een aluminium bak van 34cmx34cmx5cm die er voor bedoeld is om het hout te beschermen tegen de grote hitte die de brander ontwikkeld en om bij eventuele lekkage de brandstof op te vangen.

Dit kan omdat zowel de brander als de brandstoffles in de aluminium bak zitten.

Tevens zit er een deksel op de kist. Deze kan in geval van een steekvlam gesloten worden om zo het vuur te smoren.

De kist bevat in gesloten toestand: brander, brandstoffles, pan, deksel, pannegreep, mokken, lepels, lucifers, heatexchan­ger, methanol, pipetje en spatel.

VERLICHTING

LED Hoofdlampen en daarnaast Northern Light met petroleum houder.

* De hoofdlamp worden gebruikt tijdens het koken, lezen, schrijven etc., kortom, als er specifiek iets moet gebeuren waarbij licht nodig is.

* De Northern Light geeft, doordat hij op petroleum brand, warmte en behoor­lijk veel licht zodat tijdens het eten de hoofdlampen uitkunnen. Daarnaast ook erg gezellig.

Als je dit lampje opbergt is het wel belangrijk dat je het petroleumreser­voir goed afsluit.

Met 0,3 liter lampenolie kun je ongeveer 14 uur vooruit. 

KLEDING :

- Hoofd:

Tijdens de tocht droegen we een zg. OR Gorilla-Balacla­va met Gore-Windstopper. Dit is een bivakmuts die bij de kin door middel van klitteband vastgezet wordt en waar je ,indien nodig, een mond- en neusstuk, ook door klitteband, aan vast kunt maken. Gore-Windstopper is winddicht en transpiratie doorla­tend en daardoor eventueel in combinatie met de capuchon van de jas erg aangenaam en warm.

Ter bescherming van het zonlicht en de sneeuw droegen we zg. skibrillen met getint glas indien de zon scheen of skibrillen met helder glas bij bewolkt weer maar dan vooral ter bescher­ming tegen kou en veelal horizontale sneeuw. 

Tenslotte droegen we om onze nek een neckgaitor oftewel een gesloten das die niet verschuift als die eenmaal goed is aangebracht.

- Bovenlichaam:

Als eerste laag hadden we beiden thermisch ondergoed met lange mouwen aan. Dit ondergoed is gemaakt van polypropyleen, er zijn ook andere merken die ietwat ander materiaal gebruiken, en laat transpiratie door de vezels heen ontsnappen naar de volgende laag toe waardoor je op het lichaam droog blijft.

Daar overheen kwam direct de Gore-Tex jas, een wind- en water­dichte jas die in staat is om transpiratie door de jas heen aan de omgeving af te geven wat afkoeling en daardoor energie­verlies voorkomt. Tijdens de eerste minuten van de dag was het fris maar zodra je enige inspanning had geleverd was het aangenaam warm onder de kle­ding. Gedu­rende de laatste 2 dagen van de tocht ben ik een extra 100 fle­ece (dunste soort) gaan dragen. Ik heb tij­dens deze tocht een kleine 5 kilo aan li­chaamsgewicht verloren en waarschijn­lijk kreeg ik het daardoor wat kouder.

- Onderlichaam:

Hiervoor geldt het zelfde als boven, allereerst thermisch ondergoed in de vorm van een lange onderbroek met daarover heen een Gore-Tex salopet. Wij beiden hebben een hoog gesneden salopet met bretels wat extra bescherming biedt aan de onder­buik en onderrug.

Eventueel kan natuurlijk een 100 fleece- of powerstretchbroek als extra laag toegevoegd worden, maar uit ervaring is geble­ken dat het al gauw te warm is. Uiteraard is de hoeveelheid kleding die gedragen wordt erg persoonsaf­hanke­lijk.

- Handen:

Als eerste laag dragen wij een paar thermische vingerhand­schoenen, daar­over heen 200 fleece binnenwanten en uiteinde­lijk een paar Gore-Tex overwanten.

De eerste laag zijn handschoenen van 100% nylon die vocht doorlaten aan de volgende laag zodat er geen transpira­tie om de vingers heen kan verdampen en voor afkoeling zorgt. De tweede laag is van polyester en ook damp­doorla­tend. De buiten­ste laag is winddicht, waterdicht en ademend zodat uiteinde­lijk de vingers droog en daardoor aangenaam warm blijven.

Van belang is wel dat de overwanten tot over de pols heenrij­ken en zijn af te sluiten door middel van een trekkoord met tanka of door klitteband zodat warmte niet kan ontsnappen.

Wij hebben voor wanten gekozen omdat wanten warmer zijn dan vinger­hand­schoenen doordat er onderling contact is tussen de vingers.

Nadeel van wanten is dat het lastig is om "fijne" arbeid te verrichten. Het inklikken van karabiners bijvoorbeeld is een stuk moeizamer met wanten dan met vingerhandschoenen.

 Als reservehandschoenen heb ik bij me 2 paar thermische hand­schoe­nen en 1 paar fleece windstopper wanten. De laatste gebruik ik veelal in de tent omdat je bij dit model de vinger­top om kunt slaan zodat je je vin­gers vrij had om de brander aan te ste­ken, in het dagboek te schrijven etc.

- Voeten:

Ook aan de voeten draag ik 3 lagen: allereerst thermische sokken, vervol­gens Vapor Barrier Liner (VBL) sokken en daar­over heen Falke TK4 wintersok­ken.

Hier is de eerst laag alleen bedoeld om comfort te bieden aangezien hierover heen VBL sokken, gemaakt van gecoat nylon, worden gedragen.

Dit zijn absoluut waterdichte, niet ademende sokken die er voor zorgen dat warmte niet kan ontsnappen en tevens voorkomt dat schoenen nat worden van transpi­ratie en kunnen gaan be­vriezen.

Men zou kunnen denken dat het dus enorm gaat zweten wat maar ge­deeltelijk waar is. Want omdat zowel warmte en vocht niet kunnen ontsnappen ontstaat er tegen de huid aan enige verkoe­ling wat er voor zorgt dat de hoeveelheid zweet wordt geregu­leerd.

Minder warmteverlies betekent energiebesparing, minder vocht­verlies betekent dat de kans op uitdroging wordt verkleind.

Aan reservesokken had ik 2 paar ondersokken en 1 paar winter­sokken meegeno­men.

Aan reserve onderkleding had ik meegenomen 2 thermisch shirts met lange mouwen en 1 thermische lange onderbroek.

In de tent droeg ik 's avonds en 's nachts een High Point Hat van het merk The North Face. Dit is perfect aansluitende hoofdbedekking gemaakt van fleece met oorflappen. Deze diende tevens als reserve­hoofddeksel. Tevens had ik tijdens de avond­uren een 200 fleece jas aan die voldoende warm was als je in de slaapzak lag. Voor 's nachts had ik bij me 1 arctisch shirt met lange mouw en 1 arctische lange onderbroek.

Deze zijn gemaakt van het zelfde materiaal als het ondergoed dat overdag gedragen werd maar in een dikkere uitvoering.

ETEN EN DRINKEN :

Het uitgangspunt voor het samenstellen van de voedselpaketten was dat ze ongeveer 4200 Kcal moesten bevatten in de verhou­ding: vet 50%, koolhydraten 40% en eiwitten 10%.

Daarnaast moesten de pakketten zo licht mogelijk zijn, maar ook variëteit bieden en smakelijk zijn.

Om het totaalgewicht van het voedsel te drukken is de hoeveel­heid vet hoger dan het aanbod van koolhydraten omdat er bij­voorbeeld in 300 gram vet eenvoudigweg meer calorieën zit dan in 300 gram koolhy­draten.

Eiwitten dienen aanwezig te zijn voor opbouw van spieren en weefsel.

Ontbijt:

Het ontbijt was als volgt samengesteld:

- Adventure food Expeditieontbijt, 1 pak per 2 personen.

Dit is een warm ontbijt bestaande uit tarwe-, rogge-, en havervlokken ,melk, krenten, appel, hazelnoten en dextrose.

Voedingswaarde p.p. 641 Kcal

Koolhydraten

81%

Eiwitten

15%

Vetten

11%

Daarnaast aten we ieders een energiereep. Deze bevat gemid­deld 495 Kcal en bestond uit samengestelde vruchten of uit spijs met noten of amandelen.

Voedingswaarde p.p. 495 Kcal

Koolhydraten

75%

Eiwitten

21%

Vetten

4%

Tenslotte dronken we 's ochtends ieders nog zo'n 3/4 liter thee.

Overdag:

Joost at zo'n 200 gram Trailmix ( zie tekst ), terwijl ik 100 gram GORP en een energiereep tot mij nam. Dit was een kwestie van smaak.

Voedingswaarde

p.p. 900 Kcal

Koolhydra­ten

55%

Eiwitten

16%

Vetten

29%

Dit was het enige vaste voedsel overdag. Voor het overige werd er alleen maar gedronken. We maakten 's morgens 1 liter ener­giedrank en 1 liter chocolademelk klaar.

De samenstelling van de energiedrank is, Adventure food limo­nadepoe­der, druive­suiker en een multi-vitamine bruistablet. De chocolade­melk bestond uit volle melkpoeder en veel choco­la­depoe­der.

De energiedrank was bedoeld om d.m.v. druivesuiker een snelle leverancier van energie te hebben naast het eten van trailmix. Daarnaast was het als aanvulling bedoeld van mine­ralen en vitaminen.

Voedingswaarde

p.p. 400 Kcal

Koolhydra­ten

95%

Eiwitten

0%

Vetten

0%

De warme volle chocolademelk, per zakje van ongeveer 300 gram, werd meestal wat later op de dag genuttigd om zo de periode tussen de trailmix en het avondeten op te vullen.We hebben gekozen voor volle melkpoeder omdat deze meer vet bevat. Aangezien energie uit vet langzamer vrij komt dan uit koolhy­draten betekende dit dat aan het einde van de dag er nog energie beschikbaar was. Als je namelijk helemaal "leeg" in je slaap­zak kruipt duurt het veel langer om warm(er) te worden dan wanneer je nog voldoende energie over hebt.

Voedingswaarde p.p. 900 Kcal

Koolhydra­ten 52%

Eiwitten

12%

Vetten

36%

Avondeten:  

Het avondeten bestond uit twee gedeelten. Allereerst werd er per persoon een pakje soep met een half plaatje pemmikan klaargemaakt plus een halve rookworst. De halve rookworst werd afgewisseld met plaatjes salamiworst.

Vervolgens werd er per persoon een halve gevriesdroogde maal­tijd genuttigd.

Zowel de soepen, pemmikan als de gevriesdroogde maaltijden zijn in verschillende smaken te krijgen. Pemmikan bestaat uit een mengsel van gedroogd vlees, vet, kruiden, granen, groenten en zout. Door deze toe te voegen aan de soep en door even goed te laten oplossen ontstaat er een lekkere ietwat vette soep.

D­aarna dronken we ieders nog 3/4 liter thee.

Totale avondeten:

Voedingswaarde p.p. 1250 Kcal

Koolhydra­ten

35%

Eiwitten

6%

Vetten

59%

Van belang is om er voor te zorgen dat het ontbijt en het voedsel dat overdag genuttigd word voor het grootste gedeelte uit complexe koolhydraten bestaat.

Hierbij moet je denken aan gedroogde vruchten, zonnebloempit­ten etc. Deze geven over een langere periode meer energie dan simpele koolhydraten zoals druivesuiker en zijn sneller be­schikbaar dan energie die uit vet moet worden gehaald.

Dat het avondeten juist voor een groot gedeelte uit vet be­staat heeft wel weer voordelen. Omdat energie uit vetten langzaam vrij komt en dit dus nu 's avonds en 's nachts ge­beurt, helpt dit om warm te blijven gedurende de nacht.

Dit is ook de reden dat ik altijd een energiereep bij mijn hoofdeinde heb liggen in geval dat ik het koud zou krijgen. 

REPARATIE- of RESERVEMATERIAAL :

Zwitsers zakmes, tool (dit is in de meeste gevallen een tang met in de handvaten verschillende typen messen, schroevedraai­ers etc), duct tape, MSR-XGK reparatieset, reparatie­buisje voor tent­stok, 5 meter 5mm reepsnoer, Therm-a-Rest plakset, naald en staalgaren, seam grip, seam seal, 2 stukken klitte­band, tent­stokelastiek, basiswax, spuitlijm, 

NAVIGATIE :

We maakten met betrekking tot deze tocht gebruik van een acht-tal kaarten van Statens Kart­verk Landkart­divisjonet, 1:50.000. Zowel Joost als ik hadden daarnaast een kompas bij ons. Van ons beide had Joost het wat uitgebreidere model mee geno­men.

Zijn kompas be­schikte over een spiegel waarmee je, ook als je plat over het kompas heen kijkt, toch de roos kunt zien.

Dit laatste maakt het mogelijk om nauwkeuriger te peilen.

Tevens beschikte het kompas over een declinatie-correctie. Declinatie is de afwijking die bestaat tussen het magnetische noorden (= het noorden dat het kompas aan­wijst) en het werke­lijke noorden. Deze afwijking wordt in veel gevallen op kaar­ten aangegeven en is door middel van een kleine schroevedraai­er op het kompas te corrigeren.

Daarnaast maakten we gebruik van een GPS (= Global Positioning System).

GPS apparaten betrekken hun informatie van een 28-tal sate­llieten (afhanke­lijk van welk type) die zo'n 20.000 kilometer boven de aarde circuleren.

Onafhankelijk van het weer of van waar je bent (behalve in bossen met dichte begroeiing en in smalle kloven) kunnen deze signalen ontvangen worden. Van tevoren voer je in de GPS een bepaalde grid en kaartdatum in, bijvoorbeeld Britisch National Grid of in ons geval UTM en WGS 84 ( welke grid en kaartdatum je in moet voeren staat op de meeste kaarten vermeldt).

Als je wilt weten waar je bent zet je je GPS aan. Heeft deze op een gegeven moment voldoende informatie ontvangen van de satellieten dan krijg je twee coördinaten, een lengte- en een breedtecoördinaat. Deze refereer je dan aan de kaart en waar de lijnen zich kruisen is het punt waar je bent.

Dit laatste met een maximum afwijking van ongeveer honderd meter. Deze onnauwkeurigheid ligt niet aan het apparaat maar is ingevoerd in de satellieten door de Verenigde Staten (het schijnt binnenkort zo te zijn dat deze "fout" of zogenaamde "Selectieve Availibility" uit alle GPS-signalen zal worden gehaald ).

Het gaat te ver om het GPS in zijn totaliteit uit te leggen aangezien dit buiten het kader van dit boekje gaat.

Van belang voor diegene die het GPS gebruiken in het veld zijn de functies:

a. positiebepaling, zie boven.
b. voorprogrammeren van coördinaten om tot aan een bepaalde punt te geraken, dit zijn zg. waypoints of,
c. vice versa, via ingevoerde waypoints terug zien te komen op die plek waar je gestart bent, het zogenaamde back-track systeem.

Verder kun je nog, indien er waypoints zijn ingevoerd:

d. kijken hoe ver het hemelsbreed nog is naar het gestelde doel.
e. kijken welke richting het op moet naar het gestelde doel.
f. kijken naar de eventuele afwijking van het gelopen pad naar het gestelde doel toe.
g. de snelheid waarmee je loopt of gelopen hebt.
h. hoe lang het nog duurt naar het gestelde doel toe.

Het grote probleem is dat als je continue het GPS aan hebt staan de batterijen zo leeg zijn. Verder is het, mijns in­ziens, ook niet leuk om hele dagen naar een schermpje te kijken.

Daarom is het belangrijk om niet alleen met een GPS op stap te gaan maar ook het kompas en eventuele kaarten mee te nemen.

Het GPS gebruik je dan ter bepaling van je positie en eventu­eel om te kijken welke koers ik aan moet houden om deze ver­volgens over te brengen naar het kompas toe

NOODSIGNAAL : fluit, lichtkogels, flairs.

Vanzelfsprekend hebben wij beide een fluit meegenomen tijdens deze tocht (wat dat betreft gaat deze mee op elke tocht). Het internationale noodsignaal gaat dan als volgt: 6x fluiten in één minuut, pauze, indien er geen antwoord gegeven wordt, nogmaals 6x fluiten in één minuut enzovoort. Antwoord is 3x fluiten in een minuut.

Om zichtbaar te zijn voor eventuele hulp vanuit de lucht kun je fel gekleurde kledingstukken of een deel van je tent uit­spreiden over het terrein. Alternatief hiervoor is licht.

Wij hadden Cyalume safety lights bij ons. Dit zijn sticks die je breekt en vervolgens geeft deze dan licht. De tijdsduur bedraagt 12 uur.                           

CHECKLIST UITRUSTING:

Kleding:

- lange thermische onderbroek, dun 
- lange thermische onderbroek, dik
- thermisch shirt, lange mouw, dun
- thermisch shirt, lange mouw, dik
- 100 fleece jas
- salopet, GORE-TEX    
- jas, GORE-TEX             
- donsjack
- gorilla-balaclava, GORE-windstopper
- balaclava, polypropyleen
- muts, fleece
- onderhandschoenen, thermisch, 2x
- binnenhandschoenen, 200 fleece
- binnenhandschoenen, GORE-windstopper     
- overhandschoenen, GORE-TEX
- ondersokken, thermisch, 2 paar
- VBL sokken
- wintersokken, 2 paar  
- poolsokken, voor in de slaapzak

Schoenen:

- telemarkschoenen      
- bergschoenen, semi-stijgijzervast, C categorie
- yeti attack gaitors, GORE-TEX

Ski-uitrusting:

- pulka
- telemarkski,s
- telemarkstokken
- stijgvellen
- skibril
- basiswax
- pulka heupgordel
- tent
- tentstokken 11 mm, 7x
- sneeuwharingen, 16x
- vapor barrier liner
- slaapmat
- sneeuwschep
- bivakzak, GORE-TEX
- slaapzak
- spuitlijm

Toiletartikelen:

- tandpasta
- tandenborstel
- handdoek, ortec ultra-towel, 100 gram
- lippencrème
- zonnecrème
- toiletpapier
- reddingsdeken
- EHBO-set

Keuken:

- brander, 2x
- kookkist
- brandstoffles, 1 liter
- brandstof, jerrycan 5 liter
- trechter
- spiritus, 0,6 liter
- pipet
- lucifers, 4 doosjes
- aansteker,
- windscherm
- pan
- koekepan
- pannegreep
- thermosfles
- drinkfles
- laplandmok
- bestek
- tool
- schuursponsje

Fotospullen:

- camera
- lenzen, 2x
- statiefje
- fototas

Voedsel voor 2 personen:

- theezakjes, 40x        =  100 gram
- expeditie-ontbijt, 10x = 3450 gram     
- mueslirepen, 15x       = 1500 gram
- GORP 200 gram, 10x     = 2000 gram   
- GORP 100 gram, 10x     = 1000 gram
- chocolademelk, 20x     = 5000 gram
- energiedrank, 20x      = 3000 gram
- pemmican, 10x          = 1000 gram
- rookworsten, 6x        = 1500 gram
- salamiworsten, 2x      = 1200 gram
- soep, 20x              = 1300 gram
- avondmaaltijden, 10x   = 5000 gram   

                                   --------------

- totaal voedsel         = 26,05 kilo

Diversen:

- Hoofdlamp
- lampenolie, 0,3 liter
- reserve veters
- reserve stokdeel
- buisje t.a.v. stokbreuk
- plakset Therm-A-Rest
- reserve batterijen
- brander repararieset  
- horloge
- kompas
- kaarten
- GPS
- fluit
- thermometer
- waterzak
- rugzak
- transportkarretje
- pikkel
- stijgijzers

Papieren:

- dagboek
- pennen, potlood
- paspoort
- rijbewijs
- portemonnee
- NKBV lidmaatschap
- NJHC lidmaatschap
- ScanRail pas
- buitenlands geld

 

Nieuwsbrief

Meld u hier aan voor onze nieuwsbrief
Aanmelden
© 2013 - 2024 Reisboekhandel MoreTravelBooks | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel